De Negen Halfgoden

14 0 0
                                    

Het was lang geleden sinds de halfgoden zich allemaal hadden verzameld om de tafel om te praten. Sterker nog, de laatste keer was op het Terus continent onder leiding van Xuvalor en Ereborr om te bespreken wat ieder met een andere God zou doen. De enige keer daarvoor was toen de eerste halfgoden werden gemaakt om de regels af te spreken, zodat er geen één halfgodenrijk zou komen.
Allebei de keren waren logisch, er moest weer balans komen in de wereld. Echter zou deze derde keer misschien niet zo vredig eindigen.

9 van de 10 stoelen waren bezet.
De halfgodenkoning Bart zat al. Links van hem nam de Vreemdeling plaats. De taal was nog steeds vreemd, maar halfgoden konden gelukkig elke taal spreken. Zijn zwaard hing om zijn middel, het meest bebloede zwaard van alle aanwezigen.
Naast de Vreemdeling zat de Kaiser met een mes een gat in de eikenhouten tafel te prikken. Elk ander mens zou denken dat hij dit deed uit verveling, maar iemand die de Kaiser goed kende zou weten dat hij nerveus was.
Naast hem zat de Drakenkoning, stil en kalm. Als men goed keek zouden ze rook uit zijn mond kunnen zien komen, maar ieder die dit al wist, was al lang verbrand voordat ze iets konden doorvertellen.
De Dwergenkoning zat naast de Draak, razernij in zijn ogen. Zijn littekens waren duidelijk zichtbaar voor ieder om te zien. Niemand echter, zelfs hij niet, zou je kunnen vertellen welke snede bij welke verslag hoorde.
De stoel naast hem was leeg, het lichaam van degene die er hoorde te zitten lag in een krater, gevallen van een grote hoogte.
Naast de lege stoel zat de Verslaafde, nuchter voor de verandering. Zijn vliegmachine op zijn rug was echter brandschoon en zonder schrammen. Misschien omdat hij er altijd net zoals nu er goed voor zorgde.
Naast hem zat de Keizerin, de eerste die plaats had genomen. Haar hand glipte soms naar haar nek, waar een rode vlek te zien was, uit frustratie.
Naast haar zat de Bucket, de jongste van de groep. Haar vingers bleven op de tafel tikken, niet luid genoeg echter om te horen, wel uit verveling.
Naast haar en rechts van Bart zat de Kok, de nieuwste Halfgod. Zijn hand trilde voortdurend, maar hij bleef een zelf gekookt varken te eten die nog warm was.
Bart maakte de cirkel af, zijn hand tegen het hoofd aan.

"Gaan we hier de hele dag rond te tafel zitten en de chaos door laten gaan, of gaan we de chaos en het dodenaantal stoppen?" Vroeg de Bucket opeens.
"Volgens mij wil ieder van ons de destructie stoppen." kwam het antwoord van de Kaiser "Maar niemand weet hoe."
"Als we Akadyson doden, stopt het..." mompelde de Dwerg
"Dat weten we." zei de Draak "Maar je kan als halfgod alleen geen god doden. Daarvoor heb je de hulp nodig van een god."
Het was even stil. Ieder wist dat er genoeg halfgoden waren die de god van destructie op zijn knieën konden brengen, maar zonder god, bleef hij niet dood.
"Als de goden ons zouden willen helpen, hadden ze dat al lang gedaan. We staan er alleen voor." concludeerde de Kok
Toen klikte het opeens voor de Pharmees.
"Wat nou al we dit vanuit een ander hoek bekijken?" Vroeg Bart, waarbij hij 8 gepuzzelden blikken kreeg als antwoord. Hij vroeg door:
"Wat nou als we Akadyson niet doden als een god, maar doden als een mens."
Toen begon het te klikken voor de rest.
"De eeuwige vlam in Krokkie?" vroeg de Verslaafde, Bart knikte
De eeuwige vlam was een geschenk van de oppergod. Hij gebruikte het om goden, halfgoden en bezielden aan te wijzen. Een god gebaden in de vlam zou sterfelijk worden, een sterfelijke zou sterven. Echter, als iemand zich er vrijwillig in zou werpen, zou de oppergod op het continent verschijnen om het te repareren. Dat was tenminste hoe Thijs het had vertaald voor Bart.
"Ik ben voor." zei de Keizerin terwijl ze opstond. "We gaan als één groep halfgoden naar Krokkie. Ik wijs de weg wel naar de kluis. Hoe minder mensen buiten ons meegaan, hoe beter. Straks komen de goden er nog achter."
Bart knikte uit dank en stond ook op. Binnen 10 seconden stonden de andere halfgoden ook op.
"Let's go get this son of a bitch." zei de Vreemdeling

Het was nacht toen de halfgoden op de waterval stonden die uitkeek over de Krokkie vallei. Of wat er van over was dan. Akadyson was langs alle oude koninkrijken gegaan en had ze opgeblazen. Over Krokkie vlogen grote gekleurde glazen bollen die op de dag heel Krokkie verblindden. De god was nog verder gegaan. Hij had willekeurige stervelingen corrupt gemaakt die nu voor de god vochten daardoor.
Langzamerhand daalden de halfgoden naar beneden. Sommigen vlogen, anderen sprongen het water in en weer anderen klommen naar beneden.
Links van hun was een dorp dat in de bergen was uitgehakt en een molen met graan ervoor, voor hun was een kasteel met daarachter de stadsmarkt en daarachter een groter kasteel en rechts was een klein paadje dat naar een meer liep.
"Links moeten we vermijden." Stelde de Keizerin "Daar zullen de corrupten zitten. De vlam zit in het kleine kasteel voor ons, maar hij heeft vast de directe sleutel ervan. We kunnen de deur ook openen door naar het meer te gaan. Er is daar op de bodem een hendel. Haal die over en de deur van de kluis gaat dan over."
"Ik ga wel naar het meer." zei de Kaiser "Ik ben de beste zwemmer van ons. Je hebt zoveel mogelijk hier nodig om snel de kluis in te gaan."
"Ik ga wel mee." zei Bucket "Je hebt iemand nodig die goed bij water vecht en de weg hier weet."
Dat leverde een beetje verwarring op bij sommige, ze hadden immers haar nog nooit zien vechten. De Verslaafde knikte echter in goedkeuring.
"Dan gaat de rest van ons naar het fort."
Ze splitste op

Er zat een loopbrug voor de poort dus klommen de overige 6 via de gracht naar de stadsmarkt. Waar ze opgewacht stonden

Zebracraft 1.0Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu