Vier sterren aan de hemel - Vijfentwintig

72 14 4
                                    

Het werd wel steeds moeilijker om je niet te mogen. Je deed zo je best en je was eigenlijk best een goed mens. Toch kon ik me niet helemaal aan je overgeven. Dat kon gewoon niet.

Maar met kerst om de hoek, werd het bijna een onmogelijke taak.

Iedereen houdt van kerstmis, toch? Lekker gezellig samenzijn en dingen doen? Kijken naar films, heerlijk eten en kijken hoe sneeuw valt? Nou... ik heb een hele onpopulaire mening: ik haat kerstmis. Het is zo overrated. Mensen doen alsof kerst ineens alles goedmaakt. Alsof kerst alles rechtzet en dat we samen kunnen komen om het leven te vieren. Maar voor mij was het gewoon shit.

Sneeuw was gewoon natte zooi uit de lucht, kerstbomen waren stekelige planten en lekker eten was voor mij nou niet bepaald bijzonder. Mijn wereld is toch duisternis.

Ik was net wakker geworden, door een heerlijke geur dat uit de keuken opsteeg. Het rook naar... warme broodjes. Ik zwaaide mijn benen over de rand van het bed, douchte nog even snel om het slaapgevoel weg te krijgen en liep op blote voeten naar de keuken toe, waar jij achter het fornuis stond te koken. 'Wat ruik ik?' vroeg ik.

'Broodjes,' zei jij. Het was ondertussen al weer zo lang geleden dat je me jouw verhaal had verteld, maar ik kon het niet meer uit mijn hoofd zetten. Je was blind geweest. Jouw wereld was net zo duister als dat van mij, in ieder geval tijdelijk. Begreep je me dan daadwerkelijk?

Ik liet me zakken op een stoel en at het warme broodje dat je voor mij had klaargemaakt. Ik brandde mijn tong, maar dat deed ik vroeger ook altijd.

'Wil je misschien de kerstboom helpen optuigen vandaag?'

Als ik kon, keek ik je nu vreemd aan. Kerstboom? Optuigen? Ik? En toch voelde ik me weer als een jong, zesjarig meisje dat stond te springen om het optuigen van een kerstboom. Ik had het gemist. 'Ja,' zei ik blij. 'Ja, lijkt me leuk.'

'Ik heb vanochtend, toen jij nog sliep, een dennenboom uit het bos gekapt en die binnen neergezet. Ik heb nog wel wat lampjes en ballen en slingers. Het wordt vast mooi!'

Ik lachte, jij klonk bijna net zo jong en enthousiast als ik. Je kon niet ophouden over de lampjes die je had van vroeger. Het was bijna schattig.

Dus terwijl ik stond af te wassen, zocht jij de lampjes en de kerstspullen. Ik hoorde je rommelen ik voelde dat gekke gevoel weer in mijn buik, dat ik vroeger ook kreeg als we naar het zwembad gingen of als we naar een pretpark gingen. Dat gevoel van opwinding, iets wat ik al jaren had gemist.

Ik raffelde het afwassen snel af en rende bijna naar je toe. 'Hier staat de doos met de lichtjes,' zei je, terwijl je mijn hand naar een doos bracht, dat bijna recht voor mijn voeten stond. Ernaast had je de doos met versiering gezet. Eerst deden we de lampjes. 'Hier, als jij dit pakt, dan kan je het er zo omheen doen,' zei je.

Ik pakte van je over wat je me aangaf en ik wikkelde het om de boom heen. 'Au!' riep ik een paar ik, toen ik me de naalden prikte.

Jij lachte me vierkant uit. 'Je bent ook niks gewend,' lachte je.

Ik, die me ondergesneeuwd voelde, zei: 'Nou, dan doe jij de slingers maar.' Dus jij pakte de slingers en draaide ze de boom rond. Ik hoor jou een paar keer sissen van de pijn, waar ik jou vierkant voor uitlachte. 'Ha!' riep ik. 'Watje.'

Jij lachte. Ik lachte. Het sloeg nergens op. We lachten elkaar uit om elkaars pijntjes, terwijl we probeerden de ballen erin te hangen. Ik zag natuurlijk niet wat ik deed, dus ik moest de tak wel vastgrijpen om te voorkomen dat het ding zou vallen. En ik prikte me te vaak. Jij, die dat niet hoefde, leek je alsnog net zo vaak te prikken als ik. Gelukkig stonden we gelijk.

Ik danste om de boom heen, snoof de verse geur van de dennenboom op en kreeg hars aan mijn vingers. Ik hing overal wel iets en ook al hingen twee ballen direct naast elkaar, het maakte mij en jou ook niks uit. Het was evengoed prachtig.

'Klaar om hem aan te doen?' vroeg je.

'Ja!' zei ik, trots op mijn werk. In mijn hoofd had ik het beeld van een kerstboom. De laatste kerstboom die ik had gezien, voordat alles duister werd. Het was echt de mooiste kerstboom ooit met een engelenpiek, lampjes in alle kleuren van de regenboog en ballen met twinkelende lichtjes. Het was de mooiste kerstboom.

Jij deed stekker in het stopcontact en in mijn hoofd zag ik ons werk oplichten. Een lichtpunt in de duisternis.

En zo stonden we, getweeën naar een kerstboom te kijken. Ik zag een perfecte kerstboom, met lampjes en alles wat ik kon wensen. Wat jij zag, was een verfomfaaide boom met ballen her en der verspreid. En de lampjes? Die waren niet eens aan, maar dat kon ik niet weten. Jij durfde het gewoon niet toe te geven.

Het mooie was, dat ik eindelijk de kracht van het blindzijn zag, ondanks het feit dat je me dit pas dagen later vertelde. Ik zag wat ik wilde zien. Jij zag wat er voor je stond.

En zo, Tyler, genas jij me van mijn blindheid.










Authorsnote:

Ik denk dat ik dit het mooiste hoofdstuk vind van dit hele boek.  Wat denk jij?

De Kleur van DuisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu