Hoofdstuk 2

16 2 0
                                    

Het mobieltje die ik van Ace had gekregen trilde in mijn jaszak terwijl ik van zijn flat naar school liep. Ja, naar school. Met wapens in mijn jas. Als ik gepakt werd had ik een heel groot probleem. Ik opende het berichtje. Geen politie. De gevolgen voor jou zullen niet te overzien zijn. Ik kan elke stap volgen die je zet en elk woord horen die je spreekt. Geschrokken keek ik om me heen. Luisterde hij me af? Liet hij een van zijn mannetjes mij volgen? Er gleed een rilling over mijn rug en ik stopte de telefoon weg. Twee dagen om iemand te vermoorden. Twee kansen. Eigenlijk maar één, want niemand zou nog een keer dezelfde weg lopen nadat iemand hen daar had aangevallen. En ik had geen idee hoe ik dit ging doen.

Op school zat ik alleen. Dat was altijd al zo geweest. Mensen bemoeiden zich niet met mij en ik niet met hen. Ik was gewend om alleen te zijn. Mijn moeder was omgekomen in een auto-ongeluk toen ik vijf was. Veel herinneringen heb ik niet aan haar, alleen dat ze graag bloemen kocht en naar bubblegum rook en ieder weekend zelf appeltaart bakte. Ze was lief en kwetsbaar en ik hield van haar. Door haar dood bleef ik alleen achter met mijn vader. Hij dronk altijd al veel, maar sinds toen ging hij nog meer drinken. Hij stonk naar rook en whiskey en ik vond regelmatig pornoblaadjes in huis.

 En, de schulden in de drugswereld waren niet van mij. Mijn vader zei nooit nee tegen een lijntje coke. Hij deed het vroeger, stopte voor mijn moeder en begon weer toen ze stierf. Maar ik was degene die het voor hem moest halen. En degene die nu voor de gevolgen op moest draaien.  Mijn vader bemoeide zich niet met me en ik kreeg vaker een klap dan een knuffel. Daarom was ik zo veel mogelijk buiten. In de natuur voelde ik me fijn. Ik had geluk met een huis in het bos, dat wel. Dat was me wel gegund in het leven. 

Misschien dat ik daarom niet wanhopig naar een oplossing zocht voor Ace, die me dwong mensen om te brengen. Want wat moest ik als hij opgepakt werd? Terug naar huis, naar mijn vader. Doorgaan met mijn nutteloze leven. Ik kon niemand bedenken die echt van me hield. Voor Ace kon ik tenminste nuttig zijn. Ace zou me kunnen beschermen. Als ik hem zover kon krijgen dat hij om me ging geven, zou hij dat misschien wel willen. Ik beet op mijn lip en probeerde alle gedachten van me af te schudden. Waar was ik mee bezig? Ik leek wel een psychopaat. Ik kende Ace amper en waarschijnlijk kon hij zo weer een nieuwe vinden als er iets met mij gebeurde. Waarom had ik de drang om te luisteren naar een jongen die ik amper kende? Een leider van een drugsbende? Iemand die zijn hand er niet voor omdraaide om iemands keel door te snijden? Ik zuchtte en stopte alles wat ik net over hem dacht diep weg, achterin mijn hoofd.

School was uit en ik liep zo vlug ik kon naar huis. Ik moest oefenen met het pistool, maar ik wist niet hoe. Mijn vader was werkeloos dus was hij bijna altijd thuis. Als ik in het bos zou schieten, zou hij dat hoogstwaarschijnlijk horen. Misschien moest ik Oliver doden met het mes en kon ik daarna aan Ace vragen of hij me wilde leren schieten. Ja, dat was het beste idee. Hij zou dat vast wel willen. Misschien zou hij zelfs trots zijn dat ik het wilde leren. Die gedachte deed me glimlachen. Het was alsof iemand een gaatje prikte in mijn donkere hart waardoor er een lichtbundel in scheen. Iemand trots maken. Ace trots maken. Waarom maakte dat me zo blij? Ik drukte mijn nagels in mijn handpalmen en liep het bos in, mezelf voor gek verklarend.

Gedwongen moordWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu