Hoofdstuk 6

6 3 2
                                    

Een uur later lag ik in bed. Alleen. Ik had wel bij Ace willen slapen. Graag zelfs. Maar ik durfde het niet, nog niet. Ik kende hem in feite amper. Ik zuchtte en trok de deken verder over me heen. Opgerold op mijn zij dacht ik aan de absurde situatie waar ik in terecht was gekomen. Eigenlijk kwam het allemaal door de dood van mijn moeder. Mijn vader werkte niet en ik ook niet, maar ik moest zijn coke blijven halen van hem. Ik bleef met smoesjes bij dealers komen en beloofde elke keer weer het geld. En nooit kwam het. Ik had het nog nooit tegen iemand gezegd, maar wist ook niet tegen wie. Ik zag mijn familie niet meer en ik had geen vrienden. Naar de politie durfde ik nooit te gaan. Ik haalde immers de coke, dus was ik dan niet medeplichtig? Wist Ace eigenlijk dat ik zelf geen coke gebruikte? Hij had er nooit iets over gezegd. Ik rolde op mijn andere zij en luisterde nog een tijdje naar de regen en de wind voordat de slaap me te pakken kreeg.

Gedempte stemmen maakten me wakker en slaperig ging ik overeind zitten. Ik herkende Ace zijn stem, maar er waren nog twee jongens. Een van hen klonk bekend. Volgens mij was hij erbij toen Ace me bijna van kant maakte en de deal met me sloot dat ik voor hem mensen om zou brengen, zodat ik zou leven. Ik trok mijn kleren aan, fatsoeneerde mijn haar en waste mijn gezicht met behulp van het kleine wasbakje in de kamer. Toch ging ik niet de kamer uit. Misschien vond Ace het niet fijn als ik zomaar erbij kwam. Ik zakte neer op het bed en wachtte tot hij me zou roepen.

Tien minuten later werd er op mijn deur geklopt en Ace liep meteen binnen. Hoewel ik dat meestal haatte, zei ik er dit keer niets van. ''Lekker geslapen?'' Hij sloot de deur en plofte naast me neer. Ik knikte bevestigend. ''Wie zijn er nog meer?'' vroeg ik zacht. Hij stond op en wenkte. ''Kom, dan kun je ze ontmoeten. We zijn gewoon wat zaken aan het regelen. Daar kun je wel bij zijn, ik vertrouw je redelijk.'' Stil bleef ik zitten. Ik was altijd bang om nieuwe mensen te ontmoeten. Maar dat kon ik toch niet tegen hem zeggen? Ik had gisteren nog een man om zeep geholpen, en dan zou ik bang zijn voor onbekende mensen? 

Hij keek me ongeduldig aan. ''Kom.'' Ik schudde mijn hoofd. ''Nee, ik blijf wel hie-''. Ik werd aan mijn bovenarm omhoog getrokken en zijn andere hand dwong me zijn kille blik te ontmoeten. ''Ik hou er niet van om tegengesproken te worden.'' ''Sorry,'' piepte ik. ''Ja, je zegt altijd sorry. Luister eens, Lilith. Je mag hier wonen zo lang je wilt. Ik zal je beschermen tegen iedereen zolang je precies doet wat ik zeg. Geen tegenspreken, geen gezeik, geen discussies. Zolang je hier bent, ben je van mij en doe je wat ik van je vraag. Ben je het daar niet mee eens, dan kun je vertrekken, maar ik weet zeker dat je liever hier bent dan in de gevangenis voor moord of bij die klootzak die je vader is.'' Ik knikte bang. ''Begrepen?'' siste hij. ''Ja, ja ik heb het begrepen.'' Hij liet me los en ik wreef over mijn zere arm. Hij glimlachte. ''Mooi.'' 

Gedwongen moordWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu