Alles voelt zwaar, alsof er honderd ton om me drukt. Twaalf ton voor mijn oogleden, dertig ton voor mijn armen en benen. Het matras onder me is dood, futloos en kei en kei hard. Alsof de vulling vervangen is door beton. Ik voel me net zo futloos als mijn matras. Te moe, te gesloopt, te alles. Gebroken, door elkaar geschud als een hondenspeeltje. En nog meer gebroken. Misschien zelf verbrijzeld. Waar ben ik? Geen idee. Welke dag is het? Ik zou het niet weten. Wat doe ik hier? Nope, niks komt in me op.
Met veel moeite opende Lucy haar ogen. Het felle zonlicht wat je zou verwachten was afwezig. De kamer werd verlicht door lampen die onnatuurlijk blauw schenen. Af en toe een storing waardoor de lamp uitviel en ze in het donker belande. Het leken minuten, maar een gevoel van tijd was verdwenen. Minuten konden uren zijn. Of zelfs maar seconden. Ze wist het niet.
De pijn was meester van haar geworden die langzaam haar geheugen terugbracht als korrels door een zandloper. Beetje bij beetje kreeg ze terug een idee van wat er die dag, misschien dagen, ervoor was gebeurd. Pijnlijk probeerde ze recht te gaan zitten, maar viel met een zachte plof weer op het bed omdat haar armen haar niet konden dragen. Wat was er toch gebeurt? Wat kon haar zo kapot hebben gemaakt. Instinctief reikte ze naar haar laars voor haar mes, enkel om te ondervinden dat er laars noch mes te vinden was. Haar voeten waren enkel nog bedenkt door haar sokken en de jeans die als een tweede huid voelde was ingeruild voor een lullig shortje. Wat had dit te betekenen? De trui en jas die ze had gedragen waren ook verdwenen en in een hemdje met haar short bleef ze achter. Waar was haar mes? Ze moest haar mes hebben. De wollen deken die over haar heen lag zorgde nog voor warmte, maar absoluut niet voor veiligheid. Hier kon ze niks mee. Verwoed keek ze de kamer rond. Wit, wit, witte muren, wit plafond, zelfs een witte deur zonder klink. Enkel de vloer was in een saaie grijze kleur. Tientallen kleine tegeltjes zo groot als haar handpalm lagen in keurige rijtjes langs elkaar. Geen een die een beetje scheef lag of wat te veel afstand had van zijn voorganger. Het ijzeren bed waar ze in lag was tegen één van de vier muren geschoven en was het enige meubelstuk in de kamer. Haar ogen speurden de muren af naar een raam, maar die was er niet. Geen raam, geen gat, niks. Dus ook geen uitgang.
Nog een keer probeerde ze zich recht te zetten, verbeet de pijn en liet een zucht haar lippen verlaten toen het was gelukt. Haar armen waren blauw, net zoals haar benen. Een rode vlek in haar hemdje deed het ergste vermoeden en ze hief hem omhoog. Een groot verband verhulde de wonde in haar zij. Ze kon zich herinneren hoe ze ernaar had gegrepen toen de pijn kwam opzetten. De ogen van David nog vers in haar geheugen geprent. Verrader. En zelfs je eigen familie. Dacht ze. Zelfs zijn eigen familie was het niet waard gered te worden.
Voorzichtig verwijderde Lucy de tape die het verband op zijn plaats hield. Een vlezig gat verraadde waar de kogel ooit was uitgekomen. Zware kogel, als hij door haar heen ging. Op haar rug voelde ze hoe hij zijn entree had gemaakt en ze huiverde. Opgedroogd bloed kleefde aan haar vingers. Het moest genezen. Ze moest zich kwaad maken. Maar er was geen spoor van woede in die vijver van pijn te bekennen. Ze begon te graven, steeds dieper, tot een houvast van woede was bereikt. En daar concentreerde ze zich op. Het was moeilijk, de woede was enkel een kleine sprankel die ze heel licht in zichzelf kon voelen. Met al haar wilskracht greep ze ernaar. Om het daarna naar haar toe te trekken. Kwaad, word kwaad. En zo even voelde ze een golf van rode hitte door zich stromen. Ze stuurde hem naar haar schotwonde. En naar haar armen en benen die om onbekende reden blauw waren. Ze voelde hoe de pijn wegtrok. Lichtjes, maar het was er wel. Haar blauwe plekken werden groen, daarna geel, en tot slot kregen ze weer de kleur die ze zouden moeten hebben, roze. De golf bleef nog even gloeien op de plaats van de wonde, misschien had die wat meer tijd nodig. Haar vingers streken over de ruwe huid die steeds zachter werd, de wonde verhulde met nieuw vlees. Waarna ook haar binnenkant heelde.
En ze kon weer ademhalen, pijnloos in en uit ademen. Maar god wat was ze moe. En het knagende gevoel van honger begon nu ook door te dringen. Wat moest ze doen? Zou iemand haar kunnen horen?
Ze sleepte zichzelf naar de deur en begon erop te bonken. Doffe klappen vulde de ruimte, maar geen reactie. Ze liet zich tegen de muur ernaast vallen en ging met haar knieën opgetrokken zitten. Om daar de tranen toe te laten en het snikken en het snotteren.
Waar was ze in hemelsnaam beland?
JE LEEST
Gezegend (Deel 2 van Curse me)
Novela JuvenilLucy’s leven gaat verder, maar hoe? Opgesloten in het hol van de leeuw. Ze kan geen kant uit en al haar hoop is ondertussen aan diggelen geslagen. Wat willen ze van haar? Deel 2 van Curse me.