Hoofdstuk 3. Athan

495 43 14
                                    

Voor jullie dit stukje gaan lezen wil ik eerst even iets belangrijks zeggen. Omdat een lezer me vertelde dat mijn boek op een ander boek leek heb ik Lucy's vloek een beetje veranderd. Ik wil niemand na apen.

Vanaf nu zal haar huid elk levend wezen kunnen verbranden, verschroeien. Onthoud dit want anders kunnen er best wat vraagtekens komen ;)

-_-_-_-_-_-

Een zachte kraak klonk achter Lucy, ze keek naar de deur links van haar maar die bleef onbeweeglijk. Zo ver als kon draaide ze haar hoofd naar achter, maar dat werd beloond door een harde klap tegen haar kaak. “Kijk niet naar hem voordat hij naar jou kijkt.” zei een soldaat nijdig. Hij had ook een marineblauwe overal aan, zijn handen waren omhuld in blauwe handschoenen die een vreemde glans afgaven. Hoe kon hij haar anders ook slaan? De handschoen zou meteen verschroeit zijn. Er moest iets op die handschoen zitten dat de brandbaarheid uitschakelde. Als Lucy goed keek zag ze dat ook de overal diezelfde glans had. Schaakmat. Ze kon hier niks tegen beginnen, of ze zou het hoofd moeten kunnen raken. Maar die kans leek haar heel klein omdat de soldaten daar natuurlijk al op gewezen waren.

Een tweede man stapte de kamer binnen, maar hij droeg geen overal. Hij had een donkergrijs pak aan met dunne zwartleren handschoenen, beide glanzend zoals de overal van de soldaten. Hij was ouder dan Lucy, maar niet oud. Zijn haren waren naar achter gekamd zonder dat ze glansden van gel op andere haarproducten. Het bruin was bijna zwart en zo mat als poeder. Hij was knap, dat kon Lucy niet ontkennen. Ook al moest hij sowieso tien jaar ouder als haar zijn geweest. Zijn pas was elegant en tegelijk dierlijk sterk. Als een leeuw die over zijde wandelde. Langzaam kwam hij op haar af, zijn blik met de hare vergrendeld.

“Lucy, Lucy, ze heeft geen enkel idee hè?” vroeg hij lachend aan de soldaat die nog steeds schuin achter haar stond. Lucy wist niet waar ze het over hadden, maar de soldaat grijnsde instemmend.

Een in leer gehulde vinger streek langs haar wang. “Je bent mooier dan Alexa, weet je dat? Jammer dat ik je niet echt kan aanraken. Je huid lijkt me zijdezacht als ik er mijn vingers niet aan zou verbranden.” Lucy trok haar hoofd naar achter, ze was bang van deze man die tegelijk nog maar een jongen was. Hij had iets intimiderends, iets wreed en zoet tegelijk. Ze wou hier helemaal niet zijn. “Gelukkig maar, ik zou je huid verschroeien.” Het was een dappere sneer zonder succes. Het gewenste effect hield zich afwezig, de man lachte enkel. De soldaat achter haar stond op het punt om Lucy weer een klap te verkopen, maar werd tegengehouden door de man die uitdagend zijn hand opstak. “Zo gaan we toch niet om met onze gasten, Brooks.” Hij schudde zijn hoofd en hurkte voor Lucy neer zodat de twee op dezelfde ooghoogte waren. “Als ik jou was zou ik toch een beetje aardiger zijn meisje, anders hoef ik ook niet aardig te blijven.” Even veranderde zijn verleidelijke glimlach in een stalen blik die Lucy de kriebels gaf. Daarna was het weg, alsof er niks gebeurd was en dit weer gewoon een vredig onderonsje was. Toen Lucy zich stil hield knikte hij voldaan. “Ze leert snel Brooks, hopelijk blijft dat zo.” Hij wou de deur al weer uitlopen, maar Lucy wou antwoorden. Ze was hier niet voor niks, dat wist ze wel. Je moest achterlijk zijn om dat niet door te hebben. Dat ze haar dan ook maar gewoon vertelden waarom ze hier was en niet samen met de jongens onder de grond lag. Haar in een cel gevangen houden was één ding, maar haar geen antwoord gunnen was heel wat anders.

“Waarom ben ik hier?” De man draaide zich in rap tempo om en stond al terug voor haar neus voor ze er erg in had. Zijn grijns had nu iets gevaarlijks, het was onvoorstelbaar hoe snel hij zijn hele houding kon veranderen tegenover haar. “Je bent waardevol lieverd, je hebt iets waar velen een moord voor zouden plegen.” “Mijn vloek? Goh, je mag hem hebben hoor.” Een droge lach verliet zijn lippen en de schittering in zijn ogen laaide op tot een hevig spetterend vuur. “Het is een zegen, elke zegen heeft nu eenmaal zijn prijs. Ik zou dolgraag met je willen ruilen, helaas heeft je vader dat onmogelijk gemaakt.” Haar vader, het was een gevoelige snaar die hij had geraakt. “Zwijg over mijn vader.” “Tut tut, kalm aan, ik heb het niet over je lieve vadertje. Ik heb het over je echte vader. Niet alleen God kan kinderen krijgen. Lucifer heeft ook zijn best gedaan.” “Waar heb je het over?” Ook al probeerde Lucy kalm te blijven, ze hield het niet meer. Ze wou duidelijke antwoorden, niet een of ander lariekoek verhaaltje.

“Is het nog steeds niet duidelijk? Lucy, Lucifer. Hoe moeilijk kan het zijn? Je hebt zijn bloed door je aderen stromen. Zuiver nog ook. Je bent de enige die van de zuivere stamboom afkomstig is. In jouw generatie toch. Wees trots, er zijn maar weinigen die mogen zeggen dat ze volras zijn. Alexa is een halfras, haar moeder was een mens.” Lucy’s hoofd stond op knappen. Hoe kwam het dat ze hier niet van af wist? En hoe kwam het dat ze op een of andere manier hem wel moest geloven? Het was alsof de laag stof op een boek was weggeblazen. Alles klonk zo logisch. Het leek allemaal in elkaar ze passen. “En hoe weet jij dit allemaal?” “Onderzoek, kinderen verdwijnen niet zomaar. En toen Alexa zich kwam aanmelden bij het leger wist ik dat er iets gaande was. Bij missies ging ze altijd zelf op pad en het raarste was dat ze ongedeerd terug kwam. Keer op keer vonden we in de richting waar zij was geweest mannen met ernstige brandwonden. Dood of halfdood. En Alexa, ze was onvermoeibaar. Ooit moeten zulke meisjes hun verhaal kwijt. Zij deed dat bij mij.” Het was om van te walgen. Alexa had ze verraden. Ze had iedereen verraden.

De man streek een verdwaalde pluk haar uit Lucy’s gezicht en draaide het toen tussen zijn vingers. Lucy stribbelde tegen, maar het had geen zin, ze zat muurvast. In gedachten verzonken keek hij haar aan. Het was alsof hij niet leek te merken hoeveel weerstand zij bood. Haar kaken waren op elkaar geklemd en haar ademhaling was diep en luid. Zijn hand verplaatste zich naar haar nek waar hij met zijn duim over haar trillende kaak streek. Verloren in tijd. Het waren alleen hun twee. De soldaat stond roerloos achter haar, maar leek zo afwezig.

Tranen prikten in Lucy’s ooghoeken. Van woede, van onmacht. Ze woog haar kansen af en draaide haar hoofd zo dat ze in de hand kon bijten. Het leer proefde vreselijk, naar de dood. Ze moest moeite doen om niet direct los te laten. Haar kaken drukte ze nog steviger op elkaar en ze voelde het vlees tussen haar tanden opspannen. Ze had haar ogen gesloten want ze wist dat ze dit niet kon maken, maar hem van haar weg krijgen was elke bestraffing waard. Een ijzeren vuist knalde in haar zij en ze sloeg voorover. Doordat de lucht uit haar longen werd geschoten opende ze haar mond en slaakte een verstikte gil. Een volgende klap raakte haar in het gezicht waarna hij ontplofte in een intense pijn. Ze wist niet of het de soldaat was of de man zelf die haar zo bewerkte, maar echt tijd om daarover na te denken had ze niet want er volgde nog een klap op haar ribben. Ze probeerde zich zo ver mogelijk voorover te buigen en stak haar hoofd tussen haar knieën.

Een ademhaling was zo dicht bij haar en ze kneep haar ogen nog harder dicht, zich voorbereidend op de volgende klap. Die kwam er niet. De ademhaling werd rustiger, langzamer en uiteindelijk was hij weg. Voorzichtig tilde ze haar hoofd op en wachtte nog enkel seconden voor ze haar ogen opendeed. Angst overmande haar. De man had een geweer in zijn handen en de soldaat lag met een schotwonde langs haar voeten. “Niet in het gezicht had ik gezegd. Sommigen luisteren ook nooit.” Zijn kille stem vulde de kamer, de kille stem van een man met een pistool.

Het bloed in Lucy’s kaak gonsde en voelde heet aan. In de handschoen van de man waren enkele tandafdrukken te zien en ze hoopte dat de huid eronder blauw was. “Wie ben jij?” fluisterde Lucy, bang dat het pistool een tweede slachtoffer zou zoeken na die vraag. “Ik lieve schat ben Athan, je zoetste droom of je ergste nachtmerrie. Jij mag kiezen.” zei Athan terwijl hij zijn pistool terug in zijn holster liet glijden. “En dit,” hij wees naar zijn hand, “was niet verstandig. Ik blijf geen soldaten doden voor jou. En laat me al zeker niet doen door een klein tienermeisje hoe adembenemend je ook bent.” Met die woorden liep hij naar de deur achter haar. “Ik zou nadenken over hoe je hier wilt leven, Lucy. Goed gedrag wordt beloond, wangedrag bestraft.” Athan stapte de kamer uit en liet Lucy alleen met de dode soldaat. Lucy kon het niet meer schelen, ze barstte in tranen uit.

Gezegend (Deel 2 van Curse me)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu