Daar liepen ze. Eigenlijk hadden ze geen flauw idee waar ze heen liepen. "Au, Sterre, mijn pootjes doen pijn van deze harde stoep!" piept Maartje plots heel zielig. "Nu je het zegt, die van mij ook!!" reageert Sterre. "Het is beter als we ergens anders kunnen lopen... Ah, kijk daar! Een pad zonder tegels! Met zand!" "Ohh wat fijn! Daar moeten we heen! En wel nu!" piept Maartje opgelucht. Maartje rent naar het paadje toe. Tussen Sterre en Maartje en het paadje, loopt nog een drukke autoweg. Maar daar heeft Maartje geen oog voor. "WACHT! MAARTJE! NEEEE!" piept Sterre angstig en rent achter Maartje aan die al bijna bij de weg is. Sterre hoort van haar linkerkant het geraas van een 'auto' en begint nog harder te rennen. In haar oogjes is de angst te zien. Ze rent zo hard ze maar kan en probeert Maartje te stoppen. Maar Maartje stopt niet. Sterre rent en rent en voelt dat ze nog nooit zo hard heeft gerend. Het lukt haar, ze nadert Maartje. Ze rent nog harder en haalt Maartje in. Ze heeft een kleine voorsprong op Maartje en maakt een bocht, snijd Maartje af en zet zich schrap. Maartje rent met volle vaart en kan moeilijk afremmen. Met een harde BAF botst Maartje tegen Sterre aan, die daar stil naast de rand van weg zit. Nog geen seconde nadat Maartje tegen Sterre aanbotste, raast er een reusachtige auto voorbij. Met hun hartjes die in hun keel kloppen zitten Sterre en Maartje bang en opgelucht naast de weg. "Bedankt.." piept Maartje. "Als jij er niet was, en niet zo dapper en zorgzaam was geweest... Dan lag ik nu daar.. Plat." "Ja, je was bekant overreden Maartje!" piept Sterre terug, "Het was maar net op tijd." Allebei zijn ze onder de indruk van Sterre haar reactievermogen en hoe hard ze wel niet kan rennen. Nog nooit zijn ze bang geweest. "Goed," piept Sterre, "Kun je me alsjeblieft beloven dat je altijd eerst GOED kijkt of er iets aankomt voordat je zomaar als een kip zonder kop de weg op rent?" "Dat beloof ik" piept Maartje. "Maar wat is een kip eigenlijk?" "Een kip," piept Sterre, "Is een lopende vogel, met veren, die eieren kan leggen. Ze zien er niet al te slim uit. Misschien komen we nog wel een kip tegen op deze ontdekkingsreis!" "Misschien wel!" piept Maartje blij.
Ze zitten inmiddels al 5 minuten naast de weg en nog steeds stroomt de adrenaline door hun lijfjes. Sterre kijkt naar links, naar rechts en weer naar links. Voor de zekerheid kijkt ze nog een keer allebei de kanten op. Maartje die ook kijkt, zegt: "We kunnen oversteken. RENNEN, nu het nog kan!" Ze schieten als raketjes de weg op en voor ze het zelf door hebben, zijn ze al aan de andere kant. "GELUKT! Wat keigoed van ons!" piept Maartje. "High five!" piept ze terwijl ze haar pootje in de lucht steekt. Sterre doet hetzelfde en klapt met haar pootje tegen die van Maartje aan. "Wat is dat eigenlijk, Maartje? Een high five?" "Ik heb het baas wel eens horen zeggen tegen iemand, en vervolgens klapten ze met hun voorpoten tegen elkaar." "Wat apart eigenlijk," piept Sterre.
Het zand loopt veel prettiger dan de harde tegels, hoewel het wel vermoeiender lopen is. Ze hebben geluk dat het droog is, en dat ze geen modder in hun prachtige vacht hebben. Op hoge pootjes wandelen ze in stilte. Allebei aan het denken over wat ze zojuist is overkomen en wat hun te wachten zou kunnen staan. Op dit moment staat de felle zon hoog aan de hemel. Langzamerhand warmt het zand onder hun pootjes op en wordt de kille lucht steeds aangenamer. Een klein uurtje later piept Maartje: "Sterre?" "Ja?" piept Sterre terug. "Ik zie daar aan de oever van dat kleine riviertje een dikke struik staan. Kunnen we daar eens onder gaan kijken en ondertussen schuilen voor de zon? Het is heel warm en we hebben nog onze wintervacht." "Dat is een uitstekend idee!" piept Sterre terug, "Het is inderdaad wel iets te warm en we hebben al flink gelopen." Met kleine sprongetjes omdat het zand zo heet is, gaan ze naar de struik toe, die Maartje gezien had. Onder de struik is het heerlijk koel. Het is er niet koud, maar ook niet heet. Het is er precies goed.
Daar liggen ze heerlijk uit te rusten. Zodra ze liggen, voelen ze pas echt goed hoe vermoeid ze zijn na deze chaotische ochtend. "Keigezellig, dit hoor!" piept Sterre terwijl ze om zich heen kijkt. "Nu je het zegt," piept Maartje terug. Maartje ziet hoe de slaperige Sterre langzaam indommelt. Maartjes voetjes zijn heel erg moe, maar haar hoofd kan geen rust vinden. Ze ziet Sterre met haar snorhaar trekken. Die slaapt, bedenkt ze zich. Zou ze iets dromen? Een klein halfuurtje later opent Sterre haar oogjes. Met een gaap rekt ze zich uit. "Goedemiddag, slaapkop!" piept Maartje. "Goeiemiddag," piept Sterre terug. "Ik heb zo heerlijk uitgerust! En ik droomde. Ik droomde dat jij met een vlieg aan het praten was, en dat ik een fiets had! Niet zo een fiets die je hier alleen maar ziet, maar een heel speciale! En daarna zei jij tegen de vlieg: "Ik moet er weer met Sterre vandoor, Houdoe!" En toen stapte jij achterop mijn fiets, achterop mijn pakkendrager en gingen we fietsen. En jij zei met een reuze glimlach tegen de vlieg: "We zijn zojuist aangereden, op Sterre haar pakkendrager!" Daarna moest je zo hard lachen dat de grond schudde. We reden naar Mexico! En we hadden het keigezellig met zijn tweeën!" "Wat een leuke droom!" piept Maartje, "Dat is nou wat een noemt een leuke droom!" "Heb jij nog geslapen," vraagt Sterre. "Nee," piept Maartje terug." Maar ik heb wel lekker uitgerust.