Ik sprong op van de tafel. 'Ik kan dit niet.' zei ik. Ik stond op, en Milou greep mijn hand vast. 'Wat is er?' vroeg ze. 'Ja, wat is er?' vroeg Dante. Hij kantelde zijn hoofd wat. 'Gaan jullie nu doen alsof dat gevecht nooit is gebeurd?!' riep ik. Dante keek me even met geknepen ogen aan. Ik zuchtte diep, trok mijn hand los en liep de kamer uit. Ik had niet eens honger meer.
Ik liep buiten door de buurt rond de zwerven toen de straatlantaarns aangingen. Ik begon het koud te krijgen, het was immers midden in de herfst. Ik had geen jas aan, enkel mijn shirt. Ik was te snel weggegaan en had dus geen tijd meer gehad om een jas te pakken. Ik sloeg mijn armen om me heen en ging met de bocht mee naar rechts, toen ik besefte dat ik niet meer wist waar ik was. Ik keek om me heen, maar herkende helemaal niks. Ik liep op een lange weg door de bossen heen, er was niemand die me de weg terug kon wijzen. Ik draaide me om en ging weer met de bocht mee terug, maar daar was een T-splitsing, en ik kon me niet herinneren waar ik vandaan kwam. Ik nam de gok en ging richting het linkerpad.
Na enkele minuten lopen besefte ik dat ik verdwaald was. Ik keek om me heen, de donkere bossen in. Ik voelde me bekeken, maar toch aangetrokken om het bos in te gaan. Ik liep langzaam richting het bos. Het rook er lekker, alsof er na een hele lange zonnige zomerdag een grote storm was geweest. Ik liep een tijdje door het bos heen, toen ik op een kleine open ruimte aankwam. Er stond een boomstronk in het midden van de open plek. Ik liep er langzaam heen en toen ik dichtbij kwam, besefte ik me iets. Dit was de plek waar ik over had gedroomd. Hier zat de schaduw achter me aan. Ik schrok van een plof achter me. Ik draaide me om en zag in het maanlicht iemand staan. Hij stond met zijn gezicht naar me toe. Ik herkende hem, hij was een van de jongens die om me heen stond toen ik opstap tegen de muur aan was gevallen. Ik had een hallucinatie over hem.
'Na lang wachten heb ik je eindelijk gevonden.' zei hij. Ik keek hem bang aan. Wat ging hij met me doen? En waar kwam hij vandaan? 'Wat moet je?' mompelde ik. 'Ik wil jou.' zei hij. Nog voordat ik kon knipperen stond hij ineens naast me. Hij had mijn armen vastgegrepen en ze op mijn rug gedraaid. Hij stond achter me en fluisterde in mijn oor. 'Nu ben je van mij.' siste hij. Hij stopte mijn haar achter mijn oor en tilde mijn hoofd opzij. Mijn hart zat in mijn keel. Ik was nog nooit zo bang geweest. Ik voelde iets scherps in mijn nek. Ging ik dood? Ging hij hier met een mes mijn nek opensnijden?
Ik begon te gillen van de pijn. Ik begon te spartelen en voelde dat hij hier niet op voorbereid was. 'Je bent sterker dan ik dacht.' mompelde hij moeilijk. Ik trok mijn armen los en begon zo hard te rennen als ik kon. 'What the-' hoorde ik hem roepen. Hij rende niet achter me aan, maar dat weerhield me er niet van om door te rennen. Het voelde alsof ik heel snel aan het rennen was. Sneller dan mogelijk was. Alles vloog voorbij en voor ik het wist was ik ineens bij mijn school. Vanaf hier was het nog maar een kwartier lopen naar huis. Ik keek even om me heen, en net toen ik weer wilde gaan rennen botste ik vol op tegen iemand aan. Ik viel achteruit op de grond en keek op. Het was de jongen weer. 'Ik denk dat ik me heb vergist.' zei hij. Hij stak zijn hand uit en begon hem langzaamaan strakker dicht te knijpen. Ik voelde mijn lichaam onder druk komen staan en begon hard te gillen van de pijn. 'Stop!' schreeuwde ik, maar ik merkte al snel dat er geen geluid meer uit mijn mond kwam. Ik kon helemaal niks. Ik begon te bezwijken van de pijn. Ik hoorde iets in mijn voet knakken, en zag een bot uit mijn enkel schieten. Mijn botten waren aan het breken. Ik probeerde hard te schreeuwen maar niks werkte. Ik voelde me licht in mijn hoofd worden. Dit was het dan. Ik wist dat het nu afgelopen was. Ik kon deze pijn niet meer verdragen. Kort nadat ik aan de pijn toegaf, hoorde ik het laatste woord. 'Stop!'
JE LEEST
Masumi
Mystery / ThrillerIk begon hard na te denken. Ik was extreem snel en sterk, ik had een gave. Het ergste nog, ik dorstte naar bloed. Alles leek erop dat ik een vampier was, maar vampiers bestonden niet. Bovendien had ik een hartslag. Ik had bloed in mijn lichaam zitte...