Hoofdstuk 1

10 2 0
                                    

Hij droomde weer eens, hij was jong, dat gebeurde dus vaker.

Veel veranderde het niet aan het feit dat hij een verschoppeling van de maatschappij was. Waarover droomde de jongen? Over meisjes die hij uit eenzame torens redde, over vuurspuwende draken wiens hoofden hij dapper af zou spiezen, over feeën die van zijn diepste wensen waarheid maakten - wat spijtig dat alleen de weinige echte helden dit mochten meemaken, zoals hun leider Wulfric die de liefde van zijn leven heeft gered zoals in vele verhalen met een gelijke aard.

Wulfric was de man die iedereen zou willen volgen, de man aan wie iedereen de gevaarlijkste missies kon toevertrouwen en hij, hij zou elke missie voltooien en tot een goed einde brengen.

Vroeger was hij een belangrijke generaal, als snel werd hij de rechterhand van de koning van het Palmerijnse rijk. Een jaar later was Wulfric vogelvrij verklaard en elke Palmerijn mocht hem op zicht doden - en nu nog steeds.

'Koen! Onnozelaar! Kap 't dromen en zet u weer aan 't werk!' mopperde een oudere jongen, zijn woorden haalden Koen uit zijn gedachten. Zijn handen voelden klam aan rond de houten bezem en zijn schouders waren een beetje zuur van het leunen; hij zuchtte en zette het geveeg verder. Wat wilde hij toch graag zo'n held zijn waarover gezongen werd en waarvan kleine jongetjes fantaseerden dat zij hém waren. Zijn twee vrienden rolden hun ogen, 'Dagdromen zorgt voor niets in 't leven, stommerik. Alléén door te werken zult ge ergens geraken.'

Maar dromen maakte alles zoveel mooier, Koen voelde zich dan niet zo miserabel en door te dromen kon hij zijn kinderlijke hoop blijven koesteren naar een beter leven.

Hij negeerde de twee en zette energiek het vegen voort; hij was uiteindelijk zo snel dat hij binnen het halfuur de ruimte proper had gekregen. Terwijl hij zo tekeer ging, hadden zijn vrienden hun bezem opzij gezet en ze leunden tegen de muur terwijl ze hem observeerden. Zijn slanke lichaam leek rond de houten tafel te glijden, stro vloog alle kanten op en kreeg niet eens de tijd om tegen de houten planken te belanden; hij had ze al mee. Eén van hen, de langste, Storm, voelde een warm gevoel zich in zijn borst verspreiden toen hij naar de jongen keek.

Terwijl stof, stro en opgedroogde modder door zijn bezem geleid werden, stelde Koen zich voor dat hij duelleerde met een soldaat van de onrechtvaardige koning, en de overwinnende hand had. Eenmaal de kleine muffe ruimte proper genoeg was, lachte hij breed en liet hij zijn bezem op de vloer vallen. De twee andere jongens lachten ook, maar voor een andere reden: Koen was nog vuiler dan normaal; vegen aarde bedekten zijn volledige tuniek en lichaam; stro stak uit zijn wilde kruin, en de scheve lach maakte het plaatje volledig af.

'Wat is er nu plots zo grappig? Storm? Roel?' Koen greep de bovenarm van zijn broer vast en eiste een verklaring, toen bleek dat de jongeman niets zou loslaten (doordat hij teveel lachte), richtte Koen zich op Storm, bij wie een lichte blos zich over zijn wangen verspreidde; aan niemand behalve zijn broer gaf Koen iets van fysiek contact en dit zorgde ervoor dat Storm geen enkel woord over zijn lippen kon krijgen. De kleine jongen zuchtte en wierp zich tegen de muur, 'Zeg het dan maar niet!' pruilde hij.

Het drietal bleef even zo, Storm in complete shock, Roel met de slappe lach en de laatste met zijn armen gekruist, geïrriteerd dat zijn broer maar niet ophield met hem uit te lachen.

Ineens sprak Storm: 'Ik vraag me af wanneer ik eindelijk mijn eerste missie zal krijgen, ik heb ondertussen 20 winters gezien! 'k Ben toch wel oud genoeg om te vechten!' 'Je hebt gelijk, ik ben ook een man en dapper genoeg om op het slagveld te staan!' zei Roel, plotseling was hij klaar met lachen. 'Ik-' Meteen werd Koen onderbroken door Roel: 'Jij bent nog maar een baby, alsof jij nu al zou mogen vechten!' Hierop fronste Koen. 'Ik ben dapperder en sterker dan jullie denken!' zei hij, met veel overtuiging in zijn stem te horen.

Roel rolde met zijn ogen en lachte zijn broer uit. 'Je bent een echte dommerik, Koen.' Daarna wierp de jongen een knipoog naar Storm, maar Koen merkte in zijn irritatie de reactie van de blozende Storm niet. Waarom zou hij er zelfs opletten? Storm kon over alles blozen en Roel knipoogde altijd naar hem. Soms vroeg Koen zich af waarom ze dat deden, maar dan zou hij zijn schouders ophalen, omdat het uiteindelijk niet veel zou uitmaken.

Ineens zwaaiden de deuren open langs beide kanten van de stoffige ruimte. In de deuropening aan de kant van het oosten stonden Wulfric, Jan en William. Aan de deur van het westen stond Iwain, degene die altijd een masker voor zijn ondergezicht hield. Koen dacht altijd dat het misschien te maken had met het feit dat Iwain duidelijk iets had tegen stof. Lange witte lokken leken zoals regen te stromen langs Iwain's slapen en hij zag dat een rood litteken van zijn witte wenkbrauw tot over zijn oog liep.

Veel ouder leek de man niet te zijn dan Roel, maar wat had het drietal te zeggen tegen een held? Niet veel. Tegen iemand zoals hij mochten ze waarschijnlijk niet eens spreken.

Hij zou het ook niet durven om tegen hem te praten, want Iwain had vast en zeker de hele wereld al gezien en prinsessen gered en oorlogen gewonnen.

'Je staat in de weg,' gromde Iwain tegen hem. Koen kleurde bijna zo donker als zijn donker rode krullen van schaamte en maakte dat hij wegkwam, de twee andere jongens liepen hem haastig achterna, terwijl de 4 mannen aan de tafel gingen zitten.

Meteen werd Koen teruggestuurd naar de vergaderzaal: hij moest zorgen dat de vier eten kregen zonder hen te storen. Al snel stond hij hijgend aan de deur, met vier houten bekers in zijn armen geklemd, met zijn vrije hand klopte hij net luid genoeg aan de deur. Hij draaide de klink om en duwde met zijn schouder de deur open. Hevig zaten de vier mannen te discussiëren: 'Luua is al in genoeg gevaar! Een vrouw hoort al niet in zo'n zaken gemengd te zijn, maar wat jij voorstelt is erg genoeg!' schreeuwde Iwain. 'Denk je dat ik dat niet weet? Maar van ons allemaal is zij degene die het dichtst is bij Paridaen! Zij weet precies wat hij allemaal plant!' 'Paridaen is niet achterlijk. Hij zal vroeg of laat doorhebben dat zij degene is die alles doorspeelt en wat dan? Dan hangt zij!' riep Iwain als antwoord naar Wulfric toe.

Stil (en traag) legde Koen bekers bij elk neer, waarna hij in elke beker mede schenkte. Hij deed zijn best om niet te glimlachen - niet omdat er een jonkvrouw zich in levensgevaar verkeerde, maar omdat hij voor het eerst een conferentie bijwoonde! Hij had dan wel niets te zeggen, hij kon luisteren, en weten wat er gebeurde vond hij geweldig. Straks zouden Roel en Storm hem belegeren onder de vragen, jaloers dat ze er niet bij hadden kunnen zijn. Daarna legde hij de kruik neer en holde hij naar de keuken. Zo snel hij kon, keerde hij, armen beladen met vlees en brood, terug de ruimte in.

'Iwain, jullie zijn beiden veilig. Jij en Luua. Dat weet je. Alleen wij in deze kamer weten wie je bent-' Jan stopte midden in zijn zin toen Koen het eten begon te bedienen. 'Ben je bijna klaar, jongen?' snauwde hij. Koen knikte haastig en maakte daarna dat hij wegkwam. In alle haast struikelde hij bijna over zijn voeten.

Hij vervloekte zijn onhandigheid en keerde terug naar de keuken. Waarschijnlijk waren ze hem daarbinnen aan het uitlachen voor zijn idiotie.

Hij was maar een simpele staljongen die omdat hij niet alleen wilde achterblijven vertrokken was met zijn oudere broer. Verwonderd moest hij dus niet zijn dat zijn rol nog onbelangrijk was na twee jaar hier te hebben doorgebracht, maar wat had hij zin in actie. Koen was nu eenmaal een dromer met veel energie. Hij lustte naar zwiepende zwaarden, bloedende vijanden onder zijn voeten geveegd en huilende jonkvrouwen die bevrijd moesten worden.

Was de jonkvrouw waar ze het in de vergadering over hadden eentje die gered moest worden? Wat zou iedereen hem bewonderen als hij haar uit de klauwen van de boze koning zou redden!

Het volgend besef vloog ineens door zijn hoofd: een jonkvrouw die bij de koning woont, is hoogstwaarschijnlijk een prinses! En als Iwain de broer is van een jonkvrouw die bij de koning woont, dan...?

Koen haalde zijn schouders op, soms gaan zijn gedachten toch wel iets te snel voor hem.

Zon en MaanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu