Hoofdstuk 3

3 1 0
                                    

Het zwaard voelde vreemd aan in zijn handen.

Koen schepte wel vaker op dat hij een heel goede veldheer was, maar de waarheid was toch wel wat anders: hij was bang. Maar al te goed wist hij dat als hij ooit aan iemand zou toegeven hoe bang hij was, dan zou die verklaren dat Koen een lafaard is. Angst en lafheid zijn nochtans twee verschillende dingen? Waarschijnlijk is Koen de enige die er zo over denkt.

'Wat heeft zwaardvechten nu voor zin?' mopperde hij. 'Boogschieten is veel interessanter en makkelijker.'

'Ge vergeet dat ge niets zijt zonder zwaard of dolk als ge binnen de 10 passen zijt van uw vijand,' sprak een man achter de jongen. Bij het horen van de woorden schrok Koen duidelijk; de man lachte. Beschaamd draaide hij zich om alleen om een van de 4 leiders te zien: Jan, de meest bedreven zwaardvechter, op Iwain na dan. 'Ge zijt klein, dat zorgt ervoor dat ge sneller zijt dan de vijand in zijn zware harnas.' De man fronste uitdagend zijn wenkbrauwen en haalde zijn zwaard uit de schede. 'Versla me.' Verbaasd haalde Koen zijn wenkbrauwen op.

'Ge hebt 't precies niet door. Versla me!' Met een luide strijdkreet stormde de oudere man op Koen af, terwijl de punt van het vlijmscherpe zwaard steeds dichterbij hem kwam.

Geschrokken sprong de jongen opzij, terwijl hij met de zijkant van het hout het zwaard wegduwde. Jan grijnsde, strijdlust blonk in zijn groene ogen en hij vloog weer op de jongen af. Opnieuw sprong Koen opzij en dit keer gaf hij een klap in de hals van zijn vijand met het zwaard. Het geluid van de slag op de blote huid bonsde in zijn oren en leek doorheen de hele buitenwereld te weergalmen. 'Aargh,' hoorde Koen zachtjes uit de mond van Jan komen. Ondanks de zachte kreun, hield het gezicht van de man een brede grijns vast. Jan spuwde bloed uit zijn mond en streek de achterkant van zijn hand over zijn ongeschoren wang, waarna hij naar de jongen liep. Koen observeerde elke beweging die de man maakte en zag spieren onder het stof van de tuniek uitgesproken bewegen. Even stopte Jan om een klopje te geven op zijn schouder. En dan liep de man verder zonder nog een woord te zeggen.

Even stond Koen perplex. Wat was er juist gebeurd? Hij kon het niet vatten.

Na een tijdje schoot zijn lichaam gelukkig terug in beweging en legde het stuk hout neer, dat tot nu klem in zijn handen zat. Hierdoor zaten zijn handen vol van de doorns die in zijn huid waren geschoten, iets dat vaker gebeurt als blote huid in contact komt met hout.

Nu kon hij niet jagen: zijn handen wilden nooit meewerken als er doornen inzaten. Misschien was het beter zo; iedereen klaagde steeds wanneer hij aan het jagen was geweest, omdat Koen alleen konijnen en eekhoorns schoot. Ondanks hij deel maakte van de bende, weigerde Koen standvastig om herten te schieten - het vlees schuurde te veel in zijn mond en everzwijnen zag hij nooit, behalve dan op tafel. Dat hij geen herten schoot, had niets te maken met een trouw aan Paridaen. Hij haatte de koning met elke cel van zijn lijf. Vroeger dachten zijn handlangers dat Koen een spion was van de koning, maar kwamen er later achter dat Koen het gewoon vies vond, en als er niets anders te eten was, zou hij zonder te discussiëren zijn bord leegeten, daar bleef het er dan ook wel bij. Bah!

Ergens was Koen ook trots op zijn haat naar de koning toe: het leek alsof hij echt een deel was van een idee; als men dacht "verzet", zat hij daar bij. Het was stom. Nee, het is stom: Roel had het hem gezegd, alleen idioten zouden trots zijn dat ze "dapper zijn" door lid te zijn van een verzetsgroep. Volgens Roel was dapperheid vechten voor een doel, en slagen. Dat was ware dapperheid.

Koen was het er niet mee eens, maar wist beter dan in te gaan tegen zijn broer, want Roel zou hem toch alleen maar ongelijk geven. En persoonlijke dingen aan zijn broer vertellen, moest Koen niet doen: Roel zou hem een idioot of een lafaard noemen en mannen moesten hun gevoelens voor zichzelf houden. Koen wist dit, een echte man is steeds moedig en emoties zoals verdriet of angst hoorden niet thuis bij een man. Dat was voor vrouwen. Koen vond dit niet eerlijk, hij wilde liever een vrouw zijn, dan zou hij tenminste zijn gevoelens mogen uiten.

Soms gebeurde het dat de jongen 's avonds laat of voor de zonsopgang naar buiten sloop en een wandeling maakte. Tijdens die uitjes in zijn eentje liet hij zijn emoties de vrije loop gaan, hij zou heel kwaad rondrennen, of huilen, of juist bang zijn voor elk geluid die door de nacht schelde. Tijdens die momenten voelde hij zich zo gelukkig. Hij kon werkelijk zijn wie hij was en gewoon vrij zijn. Hij dacht dat door te treden tot de verzetsgroep hij die vrijheid zou krijgen, maar dat was niet het geval. Hij moest altijd klusjes doen en wanneer hij geen klusjes deed, moest hij trainen en jagen, om daarna weer klusjes te gaan verrichten. Ondanks hij trots was deel te maken van de bende, veel verandering zag hij niet tegenover zijn vorige leven - ja, hij was niet meer onder de tirannie van de graaf van Duckley, maar hij stond nog steeds onder het bevel van de leiders, die hij wel vertrouwde, maar het voelde veel te gelijkaardig aan. Het klopte, hij koesterde enorme bewondering tegenover zijn leiders, en dan vooral Iwain en Wulfric, de dappersten van allemaal, hij wilde dan ook worden zoals de mannen, liefst voordat hij 40 was geworden; hij vond het maar stom om een held te zijn onder voorwaarde een oude doos zoals Wulfric te zijn.

Misschien wilde hij dan toch liever zijn zoals Iwain, die veel dichter bij de leeftijd van Koen leunde. Waarschijnlijk was de held ongeveer 25 jaren oud, en dat was ook al een hoge leeftijd vond Koen. Negen jaar verschillen was toch wel veel.

Koen wist wel een ding heel zeker, als hij de leider zou zijn, zou hij niemand klusjes geven en iedereen de kans geven om te vechten. Ook zou hij aan iedereen inspraak geven in de plannen die gesmeed zouden worden om de kroon omver te werpen.

Hoe langer hij erover nadacht, begreep Koen dat klusjes toch zouden moeten gebeuren, dus besloot hij dat iedereen evenveel klusjes zou moeten doen, zodat anderen ook tijd hadden om leuke dingen te doen.

Misschien zou hij beter gewoon weggaan voor een week of zo en alleen maar wandelingen doen. Hoe zou hij dan aan eten geraken? Oké, hetgeen hij niet leuk vond - karweien - moest hij dan toch doen.

Bestond echte volledige vrijheid dan toch niet, vroeg hij zich af. Alleen de rijksten konden altijd doen wat ze wilden.

Koen wilde rijk zijn. Dat was zijn besluit.

Zon en MaanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu