11.De reden

131 28 1
                                    

Los maak ik me uit zijn greep. Draai me naar hem om. Kijk hem recht aan in zijn smekende ogen.

“Daar kan je niet voor zorgen. Niemand vult de leegte. En ik wil daar zijn.”

Zijn ogen vullen zich met verwarring.

“Waar zijn?”

Alsof hij het niet begrijpt. Ik was toch duidelijk?

Daar zijn, daar waar zij zijn.”

De verwarring blijft.

“Mijn ouders.”

De verwarring in zijn ogen verdwijnt.

SpringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu