Hoofdstuk 4

98 10 4
                                    

'Wakker worden, zonneschijn.'

De stem klonk ver weg en vaag. Alsof er een dikke laag stroop tussen ons in lag. Stroop die door een emmer met water werd weggevaagd.

Ik klapte dubbel en hoestte als een zeehond om het water uit mijn longen te krijgen. Mijn ogen sperden open en ik keek naar de houten planken onder mijn voeten. Naar mijn voeten. Naar de houten tafel, nee het bureau, voor mijn voeten.

Toen ik opkeek, keek ik in de donkere ogen van een eveneens donkerharige man. Terwijl het water langs mijn gezicht droop en ik hijgend op adem probeerde te komen, zond hij mij een geamuseerde glimlach toe. Hij had zijn armen over elkaar geslagen, zijn voeten lagen op het tafelblad van het bureau.

Mijn hoofd bonsde en in mijn gedachten kwam het beeld van de man met zijn oceaanblauwe ogen, die mij zonder schaamte een flinke klap op mijn achterhoofd had gegeven, voorbij. Langzaam maar zeker drong het tot mij door dat ik niet in het theater was. Dat ik überhaupt niet wist waar ik was.

'Het ziet ernaar uit dat Odin je flink buiten westen heeft gekregen,' zei de man, waarna zijn blik zich verplaatste naar iets schuin achter mij.

Toen ik achter mij keek, zag ik de man met wie ik de hele avond bier had zitten drinken. Het leek een eeuwigheid geleden. Odin stond met zijn rug tegen de enige deur in een ruimte die vrijwel geheel uit hout leek te bestaan. Naast hem stond een emmer.

'Dus jij kent de taal van de zeven zeeën?' vroeg de man achter het bureau.

Ik verbrak mijn nijdige oogcontact met Odin en keek naar de man die voor mij zat.

'Waar ben ik?' vroeg ik.

'Ken je de taal van de zeven zeeën?' kaatste de man, de piraat, achter het bureau terug. Hij had een wenkbrauw opgetrokken.

'Waar ben ik?' herhaalde ik op mijn beurt weer.

De man spreidde zijn armen. 'Je bent op de Zypher. Ik ben je gastheer, kapitein Dwayne Jones. Als we jouw charmante vriend mogen geloven, ben jij Cecilia. Nu we dat hebben gehad, kunnen we verder.' Hij liet zijn armen weer zakken. 'Ken je de taal van de zeven zeeën?'

Dwayne Jones. Geweldig.

Met een frons keek ik langs de piraat, door de openstaande ramen die uitzicht boden op het rustige water in de opkomende zon. Het geluid van schreeuwende mannen en de rinkelende havenbel liet mij weten dat we nog aangemeerd waren. Dat was een opluchting. Ik was dan wel op het schip van een van de meest gevreesde piraten van Listra, maar we waren in ieder geval nog in de haven.

Als je in Listra woonde, had je in ieder geval één keer in je leven de namen van de piraten die de nabijgelegen zeeën bevoeren wel eens gehoord. Er waren diverse grote schepen, gevuld met piraten, en kapiteins, met een even groot ego. Als ik iets geleerd had van Semir in de jaren dat ik op de straat had geleefd, dan was dat wel dat je uit de buurt moest blijven van de piraten. Een advies wat ik regelmatig in de wind had geslagen. Handelaren kon je prima mee aankloten, maar piraten was glad ijs. Want als je er één achter je aan had, had je de hele bemanning achter je aan. En dat bleek nu wel weer.

'Ben je je tong verloren? Volgens Odin ben je grofgebekt,' merkte Dwayne op.

Mijn blik gleed terug naar hem en ik glimlachte vriendelijk, waarna ik mijn armen over elkaar sloeg. 'Misschien moet je me dan eerst dronken voeren zoals die klootzak achter me dat heel goed kon. Ik accepteer wijn, bier en whisky.'

Dwayne snoof. 'Dus je bent echt grofgebekt. Dat maakt het alleen maar gezelliger.'

'Ik word pas gezellig als je me van je boot af laat,' kaatste ik terug.

Bloedleugens [NL ONC2021 Grote Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu