Hoofdstuk 16

68 9 5
                                    

In de dagen die volgden deed ik mijn best om zoveel mogelijk informatie op te vangen. Het grootste deel van de bemanning van de Zypher was niet interessant en er waren maar weinig geheimen die ik kon gebruiken, maar alles was mooi meegenomen.

Arwin wist mij iets te vertellen over Lyria en Aron. Lyria en Aron wisten mij op hun beurt ieder weer wat te vertellen over een drietal andere piraten. Zo groeide mijn arsenaal stukje bij beetje. Ik wist dat men alert werd, dat ze mij in de gaten hielden. Daarom hield ik mij op in de schaduwen, zorgde ik ervoor dat ik overal was waar mensen spraken. Het kon me niets schelen dat ik opeens de meest gehate opvarende van de Zypher werd. Mijn reputatie kon mij ook niets schelen toen ik in Listra was. Dit was waar ik goed in was, dit hield mij in leven.

Maar de dagen kropen voorbij. De vuurkring kwam steeds dichterbij. En met iedere seconde die ik verspilde door de horizon af te speuren naar land, voelde ik hoe roekeloosheid en angst zich meester van me maakte.

De slapeloze nachten begonnen hun tol te eisen. Ik voelde hoe ik kortaf werd, erger dan normaal. Als mensen zich voorheen al niet meer bij mij in de buurt waagden omdat ze wisten dat ik alles wat ze zouden zeggen tegen hen zou gebruiken, deden ze dat nu al helemaal niet meer doordat mijn gezicht altijd op onweer stond. Door het gif was ik nog steeds het grootste deel van de dag uitgeput. Het rantsoen was zo karig dat mijn lichaam de kans niet kreeg om weer op gewicht te komen, waardoor ik mijn ribben duidelijk kon voelen. De wallen onder mijn ogen droegen bij aan het feit dat ik op een zeemonster leek.

Ik trok het niet meer. Iedere seconde voelde alsof ik klaar was om in te storten. Iedere minuut moest ik mezelf op de been houden. Ieder uur moest ik mezelf ervan overtuigen dat ik door moest zetten totdat we met de schat van de Aslan weer op de Zypher waren.

En dat moment kwam steeds dichterbij toen een van de matrozen luidkeels "land in zicht" schreeuwde.

De avond viel langzaam, maar dreigend, in. Morgen zouden we aanmeren op het zesde eiland in de vuurkring. Morgen zouden we hoe dan ook de schat gaan vinden. Het was nog maar een kwestie van uren voordat we het anker uit zouden gooien.

Vrijwel de hele bemanning had zich verzameld op het dek. Ik leek de enige te zijn die gespannen was voor wat er zou komen. Ik betrapte mezelf erop dat ik terugviel in mijn oude gewoontes. Tussen het nagelbijten door greep ik regelmatig naar de fles drank die rondging. Het was niet dat ik moest vrezen voor het moment waarop we de schat niet zouden vinden, maar juist voor het moment waarop we dat wel deden. Het moment waarop ik mijn waarde zou verliezen.

Uit de gesprekken die ik met Dwayne had gevoerd de afgelopen paar dagen had ik niet opgemaakt dat hij nog steeds van plan was om mij achter te laten. Heel subtiel had ik laten vallen dat ik informatie had over zijn bemanning, dat ik een hoop geheimen te weten was gekomen. Maar Dwayne was alleen bezig geweest met zijn schat.

'Je kijkt nors,' merkte Odin op, die op een steenworp afstand zat.

'Alsof jij altijd het zonnetje in huis bent,' kaatste ik direct terug. De scherpe ondertoon in mijn stem was niet te missen. Zelfs de rum wist die niet te verzachten.

Ondanks dat Odin zelf ook al de nodige slokken op had, trok hij een vragende wenkbrauw op. Ik had hem de afgelopen paar dagen vermeden, of misschien had hij mij wel vermeden. Nu we niet meer op aangrenzende hangmatten sliepen, kwamen we elkaar maar weinig tegen. Misschien kwam het gebrek aan ontmoetingen ook wel doordat Dakota hem nog altijd moordende blikken toewierp wanneer hij langs liep. Ze nam het hem nog steeds kwalijk dat ik vergiftigd was geraakt.

'Misschien moet je eens wat relaxen,' zei hij toen. Zijn ogen leken bijna te fonkelen in het licht van de diverse lantaarns.

Mijn nagels krasten over de houten planken. 'En hoe stel je voor dat ik dat doe?'

Bloedleugens [NL ONC2021 Grote Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu