Hoofdstuk 9

99 10 8
                                    

Rood zand.

Het bleef stil. Het enige wat ik hoorde, was mijn luid kloppende hart. Voor een lang moment zag ik hoe Dwayne onbewogen naar de cryptische schatkaart keek. Daarna brak er een glimlach door op zijn gezicht. Geen zinderende woede, maar een simpele glimlach. Hoofdschuddend richtte hij zich op, waarna hij naar zijn stoel liep.

'De klootzak,' lachte hij zuur voordat hij zich op de stoel liet vallen.

Voor mijn geestesoog schoot het beeld van de vreemde, halfnaakte man voorbij. Hij had alleen maar kunnen praten over rood zand. Rood zand en gras.

'Wie was die man?' vroeg ik.

Dwayne wist wie ik bedoelde en reikte naar de la van zijn bureau, waar hij vervolgens een fles drank uit tevoorschijn trok.

'Argon Lennink,' verklaarde hij, waarna hij twee glazen op zijn bureau sloeg. 'Een van de laatste overlevenden van de Aslan.'

Dat was hij nu niet meer. Zijn lichaam was inmiddels verslonden door de haaien. Maar niet voordat hij, meermaals, de betekenis van de een van de belangrijkste zinnen op de schatkaart had geschreeuwd naar wie het ook had willen horen. Hij was een van de laatste overlevenden geweest van een schip dat dertien jaar geleden verwoest werd.

'Dus je hebt de man die schijnbaar jouw mysterieuze kaart kon oplossen over de rand van je schip gegooid?'

Dwayne schonk de glazen goed vol, de drank dreigde over de rand van het glas te slaan toen hij de fles weer op het bureau zette. Uit iedere beweging die hij maakte straalde een ingehouden, gecontroleerde woede, slechts gemaskeerd door een flinterdunne sluier van gespeeld vermaak. Alsof mijn woorden de consequenties van zijn acties benadrukte. En daar was hij niet gelukkig mee.

'Heb je hem wel eens horen praten?' vroeg Dwayne tussen op elkaar geklemde kaken door. De drank gutste over het glas wat hij naar mij toeschoof.

Ik snoof. Er was niet veel zinnigs uit de man gekomen. Of eigenlijk, was er juist wel wat zinnigs uitgekomen. Ik kon het Dwayne niet kwalijk nemen dat hij niet had begrepen waar de man op gedoeld had. Dat had ik in eerste instantie ook niet gedaan.

Voordat ik het doorhad was ik overeind gekomen en leunde ik met mijn handen op het bureau terwijl ik naar de kaart staarde. We zochten een eiland met rood zand. Een eiland met goud water en zwart bloed. Een plek met palmbladeren en vogelzang. Maar bovenal, een eiland met een grot. Er waren duizenden eilanden in de zeven zeeën, maar niet veel hadden een noemenswaardige grot. En zeker niet hier in de buurt.

Een aantal puzzelstukjes vielen opeens op hun plaats.

'De vuurkring,' brachten Dwayne en ik tegelijk uit.

Mijn vinger bleef op een rij eilanden in het midden van de zesde zee rusten. Zes eilanden, allemaal bekend om de semi-actieve vulkanen die het land onveilig en onbegaanbaar maakten. Bezaaid met weelderige begroeiing, vulkanisch glas en grotten. Een broeiplek van leven, waar de gestolde lava leek op het zwarte bloed van de vulkaan. Het was dé plek waar kapiteins hun verraderlijke bemanning achterlieten wanneer hun gedrag hen niet aanstond. Doordat veel mensen daar het loodje hadden gelegd, sprak men wel eens van bloedrood zand. Achter de uitsprak lag maar weinig waarheid. De stranden waren onnatuurlijk wit.

'Waar zijn we nu?' vroeg ik. Mijn ogen schoten over de kaart, zoekende naar Andrios.

Dwayne hoefde er niet over na te denken en wees resoluut een plek midden op de vijfde zee aan. 'We varen naar Andrios om te bevoorraden en om wat zaken af te handelen.' Zijn vinger gleed naar de grootste havenstand van de vijfde zee alvorens hij zijn vinger naar de vuurkring verplaatste. 'Daarna kunnen we doorvaren naar de vuurkring.'

Bloedleugens [NL ONC2021 Grote Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu