’s Avonds kom ik thuis in een donker huis. Mijn moeder is uit eten met vriendinnen en mijn vader had een belangrijke vergadering. Yara heeft via een sms’je laten weten dat ze bij een vriendin blijft logeren, dus heb ik het huis helemaal voor mezelf.
Ik eet wat restjes van gisteren op en wandel daarna door naar mijn slaapkamer. Daar neem ik mijn schrijfblok en begin na te denken over mijn volgende ontwerp. Dit keer wil ik helemaal anders uit de hoek komen. Mijn vorige ontwerpen waren erg vrolijk en kleurig. Deze keer ga ik voor de donkere tinten en wil ik dat mijn piece bijna onzichtbaar is. Zoals ik ben op dit moment. Onzichtbaar.
Na enige tijd van aarzeling begin ik te schetsen. Eerst trek ik de beginlijnen met grijspotlood en als ik tevreden ben met het ontwerp kleur ik de tekening in. Wanneer mijn schets af is, bekijk ik hem nauwkeurig. Enkele lijntjes kunnen beter en die werk ik dan ook bij.
De zwarte ogen staren me droevig aan. Met grijs potlood is er detail gelegd op de tranen die over haar wangen stromen. Zwarte strepen onder haar ogen tonen aan dat het meisje moe is van steeds maar weer sterk te zijn. Ik weet niet hoe het komt, maar om de één of andere reden raakt de tekening me diep vanbinnen.
Ik weet niet hoelang ik naar mijn schets blijf staren, maar op een gegeven moment word ik wakker geschud door de voordeur die dichtgedaan wordt. Mijn vaders voetstappen herken ik uit de duizend en ik werp een blik op mijn wekkerradio. Het is al elf uur, dat houdt in dat mijn vader bijna zijn bed inkruipt.
Wanneer de lichten in de gang uitgaan, glip ik uit bed. Ik vul mijn zwarte rugzak met mijn benodigde spullen en trek mijn capuchon aan. Zoals een dief in de nacht sluip ik de trap af en verdwijn ik door de voordeur de nacht in voor mijn volgende uitstapje.
Op de fiets snijdt de wind me fel in het gezicht. Het is nog maar oktober, maar toch voel ik de koude al door mijn jas heen. Ijverig trap ik door, totdat ik het leegstaande pakhuis zie opdoemen uit de duisternis. Mijn fiets zet ik tegen een ijzer hek aan dat in de buurt staat. Ik blijf rond me kijken terwijl ik mijn spuitbussen neem. Eerst de zwarte, dan de grijze. Mijn schets plak ik vast met plakband op de muur en dan begin ik vlijtig te spuiten.
Mijn piece is bijna klaar, maar dan hoor ik stemmen in de verte. Ik schrik en laat de zwarte spuitbus op het asfalt vallen. De bus klettert hard tegen de grond en de stemmen worden steeds luider. Razendsnel spurt ik naar mijn rugzak, gooi deze op mijn rug, neem mijn fiets en verstop me in de enigste struiken die bij het pandjeshuis staan. Het zijn rozenstruiken wat ervoor zorgt dat enkele doornen door mijn trui prikken. Toch geef ik geen krimp.
Door een lantaarnpaal tien meter verder kan ik de drie fietsers duidelijk zien. Het zijn drie tienerjongens die halt houden bij het pandjeshuis. ‘Ik zou zweren dat ik wat hoorde,’ hoor ik één van hen zeggen. Zijn stem heeft de overgang kenbaar nog niet gemaakt want deze klinkt erg piepend.
‘Jij beeld je altijd van alles in,’ klinkt een andere bromstem. Deze spreker is overduidelijk ouder en zet de piepende jongen op zijn plaats. Het blijft stil en ik hoor enkele gympen knarsen over het asfalt. ‘Hij had gelijk,’ zegt de derde stem, deze heeft een warme klank. ‘De verf is nog nat en de schets hangt hier.’ Weer enkele voetstappen en dan gekletter.
‘Is hij zijn spuitbus vergeten?’ vraagt de piepstem verontwaardigd. ‘Hij werd verrast,’ concludeert de bromstem,’ door ons.’ De drie jongens schieten in de lach en ik houd mijn adem in. Ergens vind ik deze lachen erg onheilspellend klinken. Ik weet niet waarom.
‘Dan is hij hier nog in de buurt,’ zegt de warme jongensstem,’ gaan we hem zoeken?’ Mijn hartslag versnelt bijna automatisch. Ik spits mijn oren zodat ik zeker niks mis. ‘Nee, laat hem maar. We hebben zijn schets en spuitbus. Zet even mijn tag hieronder wil je. Green moet niet denken dat hij dit dorp kan veroveren. Dit dorp is van ons.’
******
De volgende morgen sta ik met wallen onder mijn ogen op. Voor de zekerheid ben ik nog een uur in het bosje rozenstruiken blijven zitten, zodat ze zeker weg waren. Onder mijn mooie piece prijkt nu de tag DarkMen. Ergens vind ik dit enorm jammer, want ik had zolang aan mijn piece gewerkt en dit keer was ik er ook door geraakt.
Mopperend wandel ik de keuken binnen. Mijn vader zit aan de keukentafel, maar van mijn moeder ontbreekt elk spoor. Mijn vader nipt net van zijn koffie wanneer ik hem vraag : ‘Waar is mama?’ Hij kijkt me met zijn donkerbruine ogen glimlachend aan. ‘Die ligt nog in bed. Ze was gisterenavond laat thuis.’ Die niet alleen, denk ik.
Op school is het enorm druk. Aan alle kanten van de speelplaats staan groepjes verzamelt en vragend wandel ik naar Lara en Kimberly toe, die reeds bij de banken staan. ‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik verrast. Mijn blik blijft hangen bij de drie graffiti-jongens die samen onder het afdak staan en de menigte gadeslaan.
‘Er is een prachtige piece verschenen, maar dit keer niet van Green. Zijn tag is DarkMen.’ Een steek van wroeging gaat door mijn borst en ik forceer een glimlach. ‘Nog een getalenteerde graffitikunstenaar erbij,’ zeg ik zo positief mogelijk. Kimberly schudt fel haar hoofd. ‘De geruchten gaan nu dat DarkMen de piece van Green heeft gestolen.’
‘Het is een echte schande!’ weerklinkt de stem van Nele achter me. Ze schenkt me een korte glimlach en slaat dan haar armen over elkaar. ‘Mijn Green zijn mooie piece zomaar stelen! Daar komt die kerel niet mee weg,’ zegt ze op een sissende toon.
Ik en Lara wisselen een veel betekende blik uit. ‘Als ik die DarkMen ooit in handen krijg, dan zal ik hem…’ Neles tirade wordt bruusk onderbroken door een jongensstem achter ons. Verbaasd draaien we ons alle vier om en kijken we de drie jongens achter ons aan. Sander, Oliver en Quinn staan ons aan te kijken met gekruiste armen. De blik van Sander lijkt nu nog angstaanjagender. ‘Zo praat je niet over onze leider,’ zegt Sander terwijl ik zijn ogen vuil samenknijpt. Nele trekt bleek weg.
‘Jullie leider heet DarkMen?’ vraagt Kimberly verrast. Ze wandelt dichter naar de jongens toe, om zo te tonen dat ze niet bang van hen is. Oliver doet een stapje naar achter, wat erop wijst dat hij niet houdt van korte afstanden. Een triomfantelijke glimlach komt automatisch op Kimberly’s gezicht.
‘Ja, wat dan nog?’ vraagt Oliver. ‘Een beetje een angstaanjagende naam, vind je niet? Green klinkt zoveel kleuriger.’
‘Misschien is dat omdat Green een kleur is?’ bitst Sander haar toe. Kimberly houdt haar mond en kijkt mij smekend aan. ‘Is het waar dat hij de schets van Green gestolen heeft?’ vraag ik voorzichtig, terwijl ik het antwoord al weet. Ik vraag me af of de drie jongens liegen voor hun leider. Tot mijn verbazing neemt Quinn het woord.
‘Onze leider mag doen wat hij wil. Hij is de grote graffitikunstenaar in ons dorp, dus iedereen luistert naar hem. Al steelt hij tien pieces van Green.’ Mijn hart slaat één slag over en ik kijk Quinn verhit aan. Zijn donkere ogen staan warm en in zijn stem zit geen enkel verwijt, maar zijn stemklank komt me zo bekend voor.
Hij was de jongen van vannacht. De jongen die mijn spuitbus heeft gevonden en de tag van DarkMen onder mijn naam heeft gespoten.
Hallo allemaal!
Ik wil jullie bedanken voor alle votes die ik heb gekregen op mijn verhaal tot nu toe! Dus dankjeeeehh!!
Dit is een kort stukje, maar ik beloof dat ik dit weekend volop ga schrijven (vorige week heel veel toetsen) en dat ik jullie dan bekogel met hoofdstukjes!
Ik kijk dit hoofdstuk morgen na op grammaticale fouten, dus als je er ziet mag je ze altijd even melden ;)
Groetjes
I.S.
JE LEEST
#Green
RomanceCathy is een zestienjarige student die een vreemde hobby heeft. 's Nachts glipt ze namelijk het huis uit om pieces te maken onder de naam Green. Omdat ze liefst anoniem wil blijven, vertelt ze het tegen niemand. Ook niet tegen haar drie beste vriend...