Vrijdagavond sta ik zoals afgesproken aan de oude loods aan de andere kant van ons dorp. Quinn heb ik nog enkele keren kort gesproken op school, maar voor de rest heb ik hem niet gezien. Hij zal het wel druk hebben met Green op te sporen.
Het is druk aan de loods. Tientallen fietsen zijn tegen de vervallen hekken gegooid en binnen brand er licht. Iedereen weet dat de loods het pand is van de graffiti-jongens. Een beetje onhandig zet ik mijn fiets op slot en wandel ik naar de reusachtige schuifdeuren toe. Wanneer ik de deur, die zacht kraakt, open duw omhelst een lucht van rook me.
De loods is zo'n twintig meter breed en dertig meter lang, om de vijf meter staat er een stenenzuil overeind, waar telkens enkele jongeren tegen aanliggen of hangen. Enkele van hen zijn aan het roken. Onwennig wandel ik door de loods en probeer een teken van Quinn op te vangen, maar die lijkt wel van de aardbodem verdwenen te zijn.
'Hé, jij daar!' roept ineens een jongen met zwart stekelig haar. 'Kom eens hier!' Met knikkende knieën wandel ik naar het groepje dat bestaat uit vier jongens toe. 'Hallo.' Weet ik nog net uit te brengen. 'Ben jij Cathy?' vraagt hij aan me. Ik knik ter bevestiging. 'Quinn komt over een kwartiertje. Hij moest nog wat doen. In die tussentijd mag je wel bij ons blijven hoor,' zegt hij en uitnodigend klopt hij op de grond waar nog een plekje vrij is.
Ik vervloek Quinn in mijn hoofd en ga angstvallig naast de jongen zitten. De andere drie jongens staren me aan alsof ze nog nooit een meisje hebben gezien. Als bescherming sla ik mijn twee armen over elkaar en staar ik maar wat voor me uit.
'Ik ben trouwens Marcus,' zegt de jongen met het stekelige haar. Ik glimlach maar wat stom en richt mijn blik opnieuw op iets in de verte. Ik kan niet geloven dat Quinn niet op tijd is. Een afspraak is een afspraak en ik haat te laat komen. Hij had me toch wel kunnen sms'en of even een berichtje sturen op Facebook.
'Je bent niet erg spraakzaam,' zegt Marcus na een tijdje. Ik werp een blik op mijn horloge dat me vertelt dat ik nog tien minuten moet wachten. Een zucht kan ik nog net onderdrukken. 'Ik ben graag op mezelf,' antwoord ik. 'Of je bent bang voor ons?' De jongen die naast Marcus zit, lacht naar me. Zijn armen staan vol tatoeages en hij is helemaal in het zwart aan.
'Bang?' zeg ik quasi verbaasd. 'Nee hoor.' De vier jongens schieten in de lach en ongemakkelijk schuif ik een eindje van hen vandaan. 'Ah kom op Cathy! Ik plaag je maar wat. Ik het trouwens Matthijs.' Ik forceer voor de zoveelste keer vandaag een glimlach en kijk bijna smekend naar de deur, die tot mijn verbazing net opengaat.
De bruine ogen die me meteen ontmoeten laten me meteen opleven en ik haal opgelucht adem. Quinn wandelt recht op me af. 'Dag Marcus,' zegt hij wanneer hij bij ons aankomt. 'Matthijs, Don en Jens.' Hij kijkt me slechts enkele milliseconden aan voor hij zijn aandacht weer op de jongens vestigt. Ergens voel ik een steek van teleurstelling.
'Hebben jullie Richard gezien? Ik moet nog iets met hem bespreken.' Matthijs, Don, Jens en Marcus zeggen dat ze hem niet gezien hebben. 'Die is vast weer bezig met de muren te inspecteren,' zegt Marcus. Quinn mompelt wat en richt zijn aandacht dan toch nog op mij. Alsof hij zich weer herinnert dat ik er ook nog ben.
'Kom mee,' zegt hij nors. Voordat ik kan opstaan wandelt hij al weg en ik ren zowat achter hem aan. Buiten aangekomen zie ik hem al staan bij mijn fiets. 'Hoe weet jij dat dat mijn fiets is?' vraag ik verrast. 'Het is de enigste die keurig op slot zit en recht staat.' Ik ben nog net niet aan het blozen.
'Dus,' zeg ik na een tijdje,' wat is het plan?' Quinn is ondertussen druk bezig op zijn gsm. 'Ik ben even aan het checken waar wij gaan patrouilleren.' Ik trek verbaasd een wenkbrauw op. 'Wij?' vraag ik. Quinn kijkt op van zijn gsm en schenkt me een stralende glimlach. 'Natuurlijk, ik ga je gezelschap houden.'
Quinn steekt zijn gsm weg en wandelt naar een fiets toe die bovenop de berg fietsen is gegooid. Ik fiets naar hem toe. 'Dus, waar gaan we rondfietsen?' vraag ik aan hem. 'Aan het station.'
Overdag is het station steeds druk bevolkt en rijden de treinen op en af. De treinsporen zijn afgeschermd met twee meter hoge draad en daarbovenop prikkeldraad. Sommige beweren dat de draad onder stroom staat, maar ik heb het nog nooit uitgeprobeerd.
Ik wist niet dat een station 's nachts zo angstaanjagend is, en plots ben ik blij dat Quinn naast me fietst. 'Waarop moet ik letten?' vraag ik na een tijdje. 'Op dingen die hier niet thuishoren.'
'Zoals een jongen met een capuchon?' vraag ik lachend aan hem. 'Ja, zoiets als dat.' Quinn glimlacht naar me en richt zijn blik dan weer op de weg. We volgen een redelijk afgelegen pad langs de draad die ons van de treinsporen scheidt.
'Sorry dat ik laat was,' zegt Quinn plots. 'Ik had wat problemen thuis.' Ik schud mijn hoofd. 'Dat is niet erg.' Quinn remt plots af en ik kom enkele meters na hem ook tot stilstand. 'Natuurlijk is dat wel erg. Je was doodsbang van die jongens.' Verbaasd staar ik Quinn aan, die blijkbaar erg goed gedachten kan lezen. Ja, ik was bang in die loods, banger dan ik ooit zou toegeven.
'Ze waren best wel aardig,' zeg ik tegen hem. Quinn glimlacht. 'En toch was je bang?' Ik haal mijn schouders op en ontwijk zijn blik. 'Misschien.' 'Cathy,' fluistert Quinn die naar me toegewandeld is,' ik zou je daar nooit alleen laten als die jongens gevaarlijk waren.' En plots, daar op dat moment vertrouw ik hem volledig. 'Dat weet ik,' fluister ik terug, vlak voordat hij me omhelst.
Dag lieve lezers!
Ik ben zo blij met jullie geduld! Woow!
Ik heb het zo ongelofelijk druk gehad met school en over een week heb ik examens. Dus ik schenk jullie nog een kort hoofdstukje, voordat het vakantie is.
Na de examens ga ik veel meer tijd hebben!
I.S.
JE LEEST
#Green
RomanceCathy is een zestienjarige student die een vreemde hobby heeft. 's Nachts glipt ze namelijk het huis uit om pieces te maken onder de naam Green. Omdat ze liefst anoniem wil blijven, vertelt ze het tegen niemand. Ook niet tegen haar drie beste vriend...