Hoofdstuk VIII: echte kennismaking

5 0 0
                                    

'En hoe wilde je dat doen, dan? Nog meer mos?' vroeg Aiden. De schemering was meer dan drie uur geleden overgegaan in de nacht en Caitlynn was blij dat het bos ondertussen al niet meer zo dichtbegroeid was, want anders hadden de elkaar kruisende takken en bladeren ook het maanlicht buitengesloten. Ze kwamen traag vooruit omdat Caitlynn vond dat Aiden het rustig aan moest doen, en het gesprek was op het verzorgen van zijn wonde gekomen.
'Nee,' antwoordde Caitlynn beslist. 'We moeten een huis vinden, en dan kunnen we daar hulp vragen. Misschien is iemand wel zo vriendelijk om je wonde te verzorgen en ons wat verband of zo te lenen.'
Aiden trok zijn wenkbrauwen naar haar op. 'Ik ben compleet gedesoriënteerd en heb geen flauw idee waar de bewoonde wereld zich bevindt. Waar wilde je trouwens heen, Tolosa?' vroeg hij.
'Ten eerste: ik ook, maar als we gewoon rechtdoor blijven lopen, komen we er op een gegeven moment wel uit. Ten tweede: nee, natuurlijk niet, daar vinden ze ons meteen. Denk je ook niet dat ze op elke hoek een bewaker opstellen voor het geval we ons gezicht daar laten zien?' Caitlynn keek hem vragend aan.
'Je hebt gelijk,' zuchtte hij. 'Al geef ik het niet graag toe.'
Ze sloeg haar ogen ten hemel. 'Niet te geloven dat ík hier degene ben die plannen smeedt en en logisch nadenkt. Je zou toch wel denken dat jij, als iemand die het paleis is binnengedrongen - of liever gezegd, iemand die dat geprobeerd heeft -, hier de gladjanus bent,' mopperde ze.
Aiden keek haar met een mengeling van geamuseerdheid en ongeloof aan. 'Gladjanus?' herhaalde hij.
'Gladakker. Leperik. Gluiperd. Een slim, sluw persoon. Wil je alsjeblieft niet lachen met mijn duidelijk veel uitgebreidere vocabulaire?'
Aiden stak zijn handen in een sussend gebaar in de lucht. 'Het spijt me, Koningin der Woordenschat,' zei hij met een uitgestreken gezicht. Caitlynn rolde met haar ogen.
Het was een tijdje stil, en toen zei Aiden zacht: 'Ik geloof dat ik je nog niet heb bedankt.'
Caitlynn wierp een blik opzij en zag dat hij geen grap maakte; hij keek heel serieus, met licht gefronste wenkbrauwen en vaag naar beneden wijzende mondhoeken. Caitlynn haalde luchtig haar schouders op. Ze had moeite met het aannemen van bedankjes, al was deze wel op zijn plaats; niet elke prinses gaf zomaar haar troon af om een onbekende jongeman te redden en met hem de wildernis in te vluchten.
'Dat was niets,' zei ze, al was het wel duidelijk dat het dat wel was. Ook Aiden trapte niet in die leugen. Hij stootte een zacht 'Ha!' uit en keek haar hoofschuddend aan. 'Tuurlijk,' zei hij. 'Makkie, niet? Gewoon even door een kring bewakers heen breken en rennen alsof je achterna wordt gezeten door een dolle, dronken olifant.'
'Dronken?' vroeg Caitlynn, die haar kans schoon zag om van onderwerp te veranderen.
'Je weet wel, de tweede Punische oorlog, waarbij Hannibal een troep olifanten bezatte om hen extra moorddadig te maken.' Hij haalde zijn schouders op alsof het niets was, maar Caitlynn was onder de indruk. Voor een kind uit een arm gezin, met te weinig geld om onderwijs te kunnen volgen in het enkele, piepkleine schooltje aan de rand van Tolosa dat uitsluitend voor de iets rijkere bewoners was bedoeld, leek hij behoorlijk intelligent.
Haar verwonderde blik was ook Aiden niet ontgaan. 'Wat is er?' vroeg die, en er was een vleugje nieuwsgierigheid in zijn stem te horen.
'Niets,' zei ze gauw. 'Alleen... hoe weet je dat allemaal?'
Aiden keek haar zo verbaasd aan dat ze instinctief een hand naar haar gezicht bracht om te voelen of alles daar nog in orde was; maar ja, ze voelde niets anders dan ietwat bezwete huid. Hij leek kennelijk alleen niet te begrijpen wat ze bedoelde.
'Weet jij dat niet, dan?' vroeg hij verbluft.
'Nee - ik bedoel, jawel, maar dat is niet wat ik wilde zeggen. Ik bedoel maar: natuurlijk weet ik dat. Ik krijg geleerde professors over de vloer die staan te trappelen om me thuisonderwijs te geven. Maar... jij...'
Aiden begreep wat ze wilde zeggen en barstte uit in een kortdurige maar luide lach, die naar Caitlynns idee alle bewakers in een straal van tien kilometer als een magneet naar hen toe zou zuigen. Ze legde verschrikt een vinger op haar lippen, maar Aidens lach was al weggestorven.
'Dacht je dat wij niets wisten, alleen maar omdat we árm zijn?' vroeg Aiden geamuseerd. 'Dat drie vierde van Tolosa niet eens kan lezen en schrijven, of rekenen?'
'Kun je dat dan ook?' vroeg Caitlynn voor ze zichzelf kon tegenhouden.
Aiden lachte weer, nu gelukkig wat zachter. 'Natuurlijk,' zei hij, alsof dat zo klaar als een klontje zou moeten zijn.
'Hoe?' vroeg Caitlynn. 'Jullie kunnen toch niet naar school?'
'Allemachtig, en dan te bedenken dat jij hier nota bene de slimme zou moeten zijn, met je thuisonderwijs! Het spijt me om dit te zeggen, maar vóór je vader hadden we het lang zo slecht niet. Mijn ouders hebben wel de kans gekregen om naar school te gaan en zij hebben mij dan weer onderwezen. Zo is dat ook bij vele andere gezinnen in de stad,' legde Aiden uit. 'Hoewel er natuurlijk nog steeds kinderen zijn die analfabeet zijn. Gelukkig is die groep niet zo groot.' Hij glimlachte.
Caitlynn besefte dat de Aiden die ze in de kerkers had leren kennen slechts een klein deel van hem was; dit was de echte Aiden, de Aiden die in één klein huis woonde met zijn drie broers, zus en ouders, de Aiden die naar het kasteel trok en alles op het spel zette om zijn broertje te wreken. De Aiden die bezorgd is om het onderwijs van anderen en de tweede Punische oorlog terloops in zijn conversaties vermengt. Deze versie was heel wat aangenamer dan de norse, kortaffe versie die hij haar eerder had laten zien.
'O,' zei ze snugger.
'Ik dacht dat jij trouwens wel wist dat ik slim was. Noemde je me daarom geen - wat was het ook alweer? - gladjanus? Een slim, sluw persoon?' plaagde hij.
Caitlynn lachte. 'Ik bedoelde niet dat soort slim. Ik bedoelde slim in het bedenken en nauwkeurig uitstippelen van plannen. Sluwslim.'
'Heb je niet ook wiskunde nodig om plannen uit te stippelen?' vroeg Aiden. Hij was overduidelijk in zijn sas.
'Oké, oké, hou maar op! Ik heb het begrepen, hoor. Ik dacht niet na. Jij bent de slimste jongen die ik ken, nou goed?' Caitlynn rolde met haar ogen.
'Waarom heb ik zo het idee dat je helemaal niet zoveel jongens kent?' zei Aiden, maar hij grijnsde erbij.
'Ik ken hórdes jongens,' loog Caitlynn. 'Ze staan voor me in de rij.'
En voor Aiden een ongelovige opmerking kon terugkaatsen, versnelde ze haar pas en liet hem achter zich.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: May 01, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Save the trampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu