Hoofdstuk I: een eerste kennismaking

28 3 0
                                    

Caitlynns hand gleed over de leuning van de donkere, eikenhouten trap. Het getik van haar hakken werd gedempt door het nachtblauwe tapijt dat over de treden gedrapeerd was, en de bewakers die de trap naar de kelder bewaakten, hoorden haar niet aankomen.

'...vreselijke daad, en dan probeert hij zich er nog uit te praten met dat gebazel dat "hij het verdiende"... Je reinste onzin!'

'Klopt, klopt, maar toch... Deze week nog aan het schavot, hij moet de koning wel echt op de tenen getrapt hebben om zo bij hem uit de gunst te geraken.' Op het bolle, bezwete gezicht van de bewaker was een ietwat bezorgde uitdrukking af te lezen, maar zijn kameraad was standvastig.

'Ik was erbij', zei hij trots, 'en ik kan je verzekeren dat de koning juist handelt door hem naar het schavot te sturen. Die schoft verdient niets beter!'

Caitlynn was blijven staan en luisterde nieuwsgierig naar het gesprek van de bewakers, die met hun rug naar haar toe stonden. Haar vader had nog nooit iemand binnen een week naar het schavot gestuurd. Hij was erg rechtvaardig en gaf normaal gezien iedereen een eerlijke kans om zichzelf te verdedigen, dus ze vroeg zich af wat deze man in hemelsnaam gedaan kon hebben.

'Hij is nog zo jong,' mijmerde de dikke bewaker. 'Dit was duidelijk een wanhoopsdaad - moeten we niet naar zijn kant van het verhaal luisteren?'

De statige bewaker schudde kordaat het hoofd. 'Hij is eenentwintig en dus oud en wijs genoeg. Niets wat hij te zeggen heeft kan hem hier nog uit redden.'

Caitlynn was met stomheid geslagen. Eenentwintig. Hoewel deze jongeman iets heel erg gedaan moest hebben, vond ze het toch een naar idee dat zo'n jong persoon, met nog een heel leven voor zich, aan het schavot zou eindigen.

De eerste bewaker had gelijk, vond ze: er moest naar zijn kant van het verhaal worden geluisterd. Ze wist echter dat dat niet zou gebeuren. Maar al zou het dan misschien geen gewicht in de schaal leggen, zíj wou de waarheid weten. Zíj zou naar hem luisteren.

Als ze naar de kelder kon gaan om met hem te praten...

Morgen, besloot ze. Morgen zou ze gaan.

Caitlynn stond de volgende ochtend voor dag en dauw op. Ze trok een relatief simpele, mintgroene jurk met hoepelrok uit haar kast, schoof platte schoenen aan haar voeten en sloop de trap af.

Ze had geluk: alleen de mollige bewaker had wacht. Toen ze beneden aan de trap was, rechtte ze haar rug, zwiepte haar lange bruine haren over haar schouder en liep zelfverzekerd naar de deur die naar de kelders leidde. Meteen deed de bewaker een stap opzij, zodat hij haar de weg versperde.

'Het spijt me, prinses, maar hier mag u niet komen.'

Daar had ze op gerekend. Ze zette een zo hooghartig mogelijke blik op en keek de bewaker geringschattend aan.

'Mijn vader heeft me gevraagd bij de gevangene die gisteren is gebracht, op bezoek te gaan,' zei ze.

De bewaker leek overdonderd dat ze op de hoogte was van die informatie - normaal gezien wist Caitlynn helemaal niets van de gevangenen die naar binnen gebracht werden - en leek te besluiten dat ze de waarheid sprak. Hij deed buigend een stap naar rechts, zodat ze erlangs kon, maar keek nog wel wantrouwig.

Met het gevoel alsof ze enorm geluk had gehad, liep Caitlynn de trap af. Ze kwam terecht in een lange, stenen gang waar ze slechts één keer eerder geweest was, en dat was jaren geleden. Het was er doodstil; iedereen sliep nog.

Opeens besefte ze dat ze niet wist in welke cel de jongeman zat. Even bleef ze vertwijfeld staan, toen besloot ze dat er vast niet heel veel twintigers in deze cellen zaten en ze dus gewoon de jongste moest zien te vinden.

Save the trampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu