Hoofdstuk II: straf bij maanlicht

27 2 0
                                    

Caitlynn liep gauw de trap weer op, met het idee meteen terug te keren naar haar vertrekken. Toen ze de deur doorging en de hal inkwam, zag ze haar vader echter net komen aanlopen. Voordat ze weer ongemerkt kon teruggaan, richtte hij zijn blik op en kreeg haar in het oog.
'Caitlynn!' zei hij verontwaardigd. 'Wat deed jij in de kelders?'
Ze zag hoe de dikke bewaker verbaasd van haar naar haar vader keek en er duidelijk niets van begreep.
'En jij!' zei de koning wijzend. 'Heb jij haar zomaar naar binnen laten gaan?'
'Het is niet zijn schuld, vader,' smeekte Caitlynn. 'Ik hoorde twee bewakers gisteren praten over een gevangene die was binnengebracht' - ze zag dat er bij de bewaker langzaam iets begon te dagen - 'en ik... ik was nieuwsgierig. Dus ik maakte deze bewaker wijs dat ik toestemming had om naar binnen te gaan.' Schuldbewust keek ze naar de gladde, marmeren tegels onder haar voeten.
De koning keek haar hoofschuddend aan. 'Caitlynn, het heeft een reden dat ik je verbied om naar de kelders te gaan. Wat ben je nu in feite wijzer geworden?'
'Niets, vader,' bekende Caitlynn. 'De jongeman in kwestie was erg onbeleefd. Het enige wat hij deed was zijn hachje proberen te redden met ongeloofwaardige verhalen en mij beledigen.'
Die laatste woorden schenen indruk te maken op haar vader. Ze zag hoe hij opzwol van verontwaardiging en rood aanliep. 'Heeft die schurk jou beledigd? Jou? Mijn dochter, de prinses? Hoe durft hij!' Zijn handen beefden van woede. 'Caitlynn, ga terug naar je kamers. Ik moet hier even iets bespreken.'
Caitlynn haastte zich naar de tweede verdieping, blij dat ze er zo goed van was afgekomen, maar desondanks met een merkwaardig, hol gevoel in haar maag. Wat was haar vader van plan met Aiden, nu zij erin geslaagd was hem zo mogelijk nog slechter af te schilderen? Ze voelde zich schuldig, al dacht ze dat met Aiden toch niets ergers meer kon gebeuren dan wat hem al te wachten stond.

Die avond ging ze vroeg naar bed, maar in slaap vallen deed ze niet. Urenlang bleef ze naar de zijden doeken van haar hemelbed kijken en vroeg zich af wat er zou gebeuren. Toen ze een blik wierp op de staande klok in de hoek van haar kamer, zag ze dat het halfvier middernacht was. En nog steeds was ze wakker.

Opeens hoorde ze een luide bonk en geschreeuw. Ze schoot overeind en spitste haar oren. Er klonk een zacht gekreun en de woedende stem van haar vader, maar ze kon niet verstaan wat hij zei.
In haar haast om te kijken wat er aan de hand was, struikelde ze bijna toen ze uit haar bed sprong en gauw een kamerjas van de stoel naast haar bed griste. Een verdieping lager, op de overloop, bleef ze staan.
Ze keek over de balustrade en zag enkele gestalten, die vaag verlicht werden door de gloed van de maan die door het venster naar binnen scheen. Eén van de gedaanten herkende ze als haar vader; twee anderen waren onmiskenbaar de bewakers die ze de nacht ervoor had horen praten. En aan hun voeten, met zijn polsen in zware handboeien, lag Aiden. Zijn shirt was aan flarden gereten en lag in een vuil hoopje naast hem, bespat met iets wat onmiskenbaar bloed was. Ook op de tegels rond zijn lichaam glinsterden verscheidene bloedvlekken. En terwijl Caitlynn toekeek, hief de grootste bewaker zijn arm op en liet de zweep die hij in zijn hand hield op Aidens ontblote rug neerkomen.
Het petsende geluid waarmee het leer van de zweep zijn huid raakte, maakte haar misselijk. Ze sloeg haar hand voor haar mond en keek als verstijfd naar het afschuwelijke tafereel, niet in staat zich te verroeren of een geluid te maken.
'Je zult boeten voor wat je gedaan hebt,' brulde de koning met een van woede doortrokken stem. Hij gaf een knikje aan de bewaker. 'Doe het nog een keer.'
Opnieuw hief de bewaker zijn arm op en opnieuw knalde de zweep op Aidens rug. Een zwak gekreun ontsnapte uit zijn mond en hij maakte een schokkerige beweging toen er een rode striem dwars over zijn rug verscheen. Het was niet de eerste; Caitlynn zag dat er minstens een vijftal rode lijnen kriskras over zijn huid liepen.
De bewaker hief zijn arm om nog een keer toe te slaan.
'Nee!' gilde Caitlynn en liep de trap af. De arm van de bewaker verstijfde midden in de lucht en iedereen richtte zijn blik op haar, behalve Aiden, die zo slap en roerloos op de grond lag dat Caitlynn niet dacht dat hij zich ook maar zou kúnnen bewegen, zelfs niet als hij dat gewild had.
Haar vader leek angstig, alsof hij niet gewild had dat zijn dochter dit zou zien.
'Ik begrijp dat je het moeilijk vindt om dit te zien, Caitlynn, maar uitschot als deze man moeten nu eenmaal met de harde hand worden aangepakt. Het is zijn verdiende loon,' zei hij ietwat smekend.
'Hij wordt binnen een week toch vermoord? Wat heeft het dan voor zin om hem in die laatste dagen zoveel pijn toe te brengen? Niemand verdient dit, vader! Niemand!'
Ze zag dat de koning haar teleurgesteld aankeek, alsof hij niet kon geloven dat ze het opnam voor Aiden, maar na enkele tellen wendde hij zich tot de bewakers. 'Breng hem terug naar zijn cel,' droeg hij hen op.
De bewaker met de zweep greep Aiden bij zijn nekvel en trok hem overeind. Caitlynn zag dat zijn gezicht vertrokken was van pijn en dat zijn wangen nat waren van de tranen, maar ze had het lef niet om hen te vragen hem wat minder hardhandig aan te pakken.
Toen de twee bewakers en Aiden verdwenen waren, wendde Caitlynn zich tot haar vader.
'Ik wil morgen met hem praten,' zei ze. Ze dacht niet dat het haar nog een keer zou lukken om de bewaker wijs te maken dat ze de toestemming had om naar de kelders te gaan, en dus had ze besloten dat ze het net zo goed op de man af kon vragen.
'Nee,' zei de koning meteen. 'Dat heeft geen enkel nut; hij zal je alleen nog maar meer beledigen. En dat laat ik niet gebeuren.'
'Ik kan heus wel mijn mannetje staan,' zei Caitlynn fronsend. 'Zijn opmerkingen raken me echt niet. Ik wil alleen maar met hem praten. Dat kan toch geen probleem zijn?'
Ze zag dat haar vader erover nadacht. Als hij weigerde, zou hij zijn dochter, die toch al zichtbaar teleurgesteld in hem was, nog meer tegen zich in harnas jagen. Caitlynn wist dat hij dat niet wilde. Hij wilde dat ze het eens was met zijn manier van besturen. En hij wist dat dat niet zou gaan als hij haar deze kleine dienst niet verleende.
'Goed dan,' zei hij. 'Maar er gaat een bewaker met je mee.'
Ze keek hem sceptisch aan. 'Hij zit achter tralies. Denk je nou echt dat hij me zo kan aanvallen? Denk je nou echt dat hij ook maar de puf heeft om me aan te vallen, na wat er vanavond is gebeurd?'
Haar vader bromde wat.
'Pardon?' zei Caitlynn.
'Oké, oké! Er moet geen bewaker met je mee.' Haar vader was duidelijk niet blij met de stand van zaken.
Met het gevoel alsof ze zojuist een ontzettend grote overwinning behaald had, draaide ze zich om en ging terug naar haar kamer. Maar toen ze weer in haar bed kroop, voelde ze alleen nog maar walging om wat heer vader gedaan had. En ergens vroeg ze zich af hoeveel van wat Aiden verteld had, eigenlijk waar was.

Save the trampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu