Het ging snel. Te snel om echt te kunnen volgen wat er precies gebeurde. Twee snel uitziende en bijna twee meter lange bewakers grepen Aiden vast en draaiden zijn armen op zijn rug. Het kostte hem moeite om niet te schreeuwen dat ze moesten ophouden, maar hij wou geen enkele blijk geven van zwakte. Met een verbeten gezicht spuwde hij op de grond, vlak voor de voeten van Phillipe Le Goff Coston, die hem de eer verschafte om hoogstpersonlijk in te grijpen bij zijn misdaad. De dode bewaker lag in een plasje bloed achter hem; de tegels rond zijn lichaam hadden een diepe, bijna bordeauxrode kleur in het schemerige licht van de gaslantaarns aan weerszijden van de poort. Het bloed stroomde door de voegen tussen de tegels de andere kant op. 'Het spijt me, hoor,' siste Aiden woedend. Zijn haar hing in plakkerige slierten over zijn voorhoofd en voor zijn ogen, maar hij hoopte dat dat Le Goff Coston er niet van belette om de haat in zijn ogen te zien. 'Het spijt me dat ik mijn eigen leven boven dat van een of andere bewaker stel die waarschijnlijk al tientallen onschuldige kinderen heeft gedood.' Dat was de grens. De koning begon te trillen en zijn gezicht liep rood aan. 'Je waagt het tegen mij in te gaan!' brulde hij. 'Je waagt het twijfels te hebben over mijn regime!' Aiden zag verscheidene druppels van iets wat onmiskenbaar speeksel was in het rond vliegen, maar hij gaf geen krimp, zelfs niet toen één van de druppels hem in zijn gezicht raakte en de koning zei: 'Steek hem in de kelders. En maak het schavot klaar.'
Niet al te zachtzinnig sleurden ze Aiden de binnenplaats op. Ondanks zijn hachelijke situatie, keek hij toch belangstellend om zich heen. Keurig gemaaide grasperkjes lagen aan zijn linker- en rechterhand, omgeven door perfect recht geknipte hagen. Aan de randen van de grasperkjes stonden struikjes, geknipt in verschillende soorten dieren; hij herkende een olifant, een pauw en een flamingo. Tussen de grasperken liep een pad, waaroverheen ook prachtige, in bogen gesnoeide struiken stonden. De hele binnenplaats was één grote doolhof van hagen en struiken.
Toen ze de maar al te grote binnenplaats over waren, sleurden ze Aiden een rijk versierde, houten poort door. Hij kwam terecht in een brede, stenen gang, met fakkels aan de muren. De vloer was gemaakt van blinkende witte en zwarte tegels. Hij wou graag verder het kasteel in, maar de bewakers trokken hem mee de eerste deur door en een steile trap af.
Ook de ruimte waarin hij nu terechtkwam, werd verlicht door fakkels. Deze gang was echter smaller en één muur werd in beslag genomen door verschillende tralies, waarachter kleine, vierkanten cellen lagen, met een stenen muur, een stenen vloer, een stenen plafond en nog een kleine tralie van nog geen halve vierkante meter in de noordmuur. Tegen één van de muren hing een smal houten bankje aan twee zware kettingen dat eerder beschreven kon worden als een enkele houten plank. Ze liepen langs drie bezette cellen tot ze uiteindelijk een lege hadden gevonden. Eén van de bewakers haalde een rinkelende bos sleutels die aan zijn broeksriem had gehangen tevoorschijn en schoof de zware poort open, waarna de andere bewaker Aiden naar binnen duwde.
Hij belandde met een hade klap op de koude stenen vloer en krabbelde gauw weer overeind, niet van plan om te laten merken dat zijn schouder aanvoelde alsof hij uit de kom was geschoten. Woedend liep hij naar de tralies, die ondertussen alweer dicht was geschoven. Hij stak zijn hand tussen twee spijlen door en greep de kraag van de bewaker beet. Zijn nagels, die zwart zagen van de vuiligheid, boorden zich in de keel van de man. 'Ik meen het als ik zeg dat je op dit moment zeer fout bezig bent,' gromde hij. Het was een niet erg sterke poging om hem te overhalen hem vrij te laten, maar hij had het gevoel dat hij toch op zijn minst íéts moest proberen. Wat dan ook.
De tweede bewaker, die al was doorgelopen, kwam terughollen en maakte zijn kameraad los van Aidens sterke greep. Hij keek woedend uit zijn ogen en wees met een lange, knokige vinger naar Aiden. 'Jij, beste jongen,' zei hij, 'eindigt op het schavot. Weet je hoe mensen die op het laatste ogenblik het schavot overleefden, het moment dat het luik onder je voeten openklapt en het touw zich strak om je nek spant wel eens beschrijven? Alsof enorm botte mensen langs alle kanten op hun halswervel inbeuken.' Hij keek Aiden enkele tellen aan, alsof hij hoopte dat die zou huiveren of op een andere manier zijn angst zou laten blijken, maar die keek alleen maar strak terug. Hij kon zich zelf ook wel voorstellen hoe het moest voelen, en de manier waarop deze man het beschreef - of waarop anderen het volgens hem beschreven - leek zelfs minder erg dan hij het zich inbeeldde.
Toen de bewaker doorhad dat het Aiden niet raakte, draaide hij zich weer om en sleepte zijn collega met zich mee de gang door. Aiden keek hen na tot ze om de hoek verdwenen waren en ging toen op het smalle bankje zitten, dat heen en weer wiegde onder zijn gewicht en bovendien allesbehalve comfortabel was. Vermoeid liet hij zijn hoofd tegen de muur rusten en sloot zijn ogen. Wonderbaarlijk genoeg viel hij na een niet erg lange tijd in slaap.
JE LEEST
Save the tramp
RomanceDit verhaal speelt zich af in het kleine stadje Tolosa, gelegen in het land Auburn, dat al jarenlang onderdrukt wordt door de koning en zijn gevolg. De wacht bestaat uit sterke mannen die er niet voor terugdeinzen om aan te vallen en alles zullen do...