Hoofdstuk VI: roekeloos besluit

11 0 0
                                    

Ze moest niet eens uitleggen wat het probleem met de prinses precies was; de helft van de bewakers kwam als één man in beweging en stormde op het paleis af, alsof het zo was afgesproken. In stilte verbaasde Caitlynn zich over die vertoning van loyaliteit, maar toen ze merkte dat haar vader niet meer deed dan even zorgelijk achterom kijken, werd haar binnenste koud. Haar eigen vader leek nog minder om haar te geven dan de bewakers hier.

Toch leek vandaag haar geluksdag, afgezien van het feit dat Aidens executie onverwacht vroeg was. Ze was met behulp van slechts een zielig, tot mislukken gedoemd plannetje naar de stad kunnen ontsnappen en had ongezien terug weten te komen. En op de koop toe had ze zojuist een flink stel potige mannen weg kunnen jagen, en hadden die niet eens gemerkt dat haar stem iets te hoog was om die van een man te zijn.

Nu kwam ze echter zonder twijfel bij het moeilijkste deel van haar Help-Aiden-om-levend-te-ontsnappen-missie.

De koning nam de draad weer vlot op en ging verder met het voorlezen van de rol en Caitlynn wist nog steeds niet wat ze moest doen en of ze het überhaupt wel wilde doen. Ja, natuurlijk wilde ze Aiden redden, maar was ze ook bereid om daar zelf offers voor te brengen? Ze zou haar hele leven hier moeten opgeven, want haar vader zou haar niet graag terugzien nadat ze Aiden had bevrijd en hem daarmee onverbiddelijk verraden.

Haar vader gebaarde naar de bewaker rechts van hem. 'Laat het luik openklappen.'

De bewaker liep naar de houten verhoging en bukte zich naar een lange, stevige hendel. Wat moet ik doen wat moet ik doen wat moet ik doen? dacht Caitlynn gefrustreerd, met haar hand in haar broekzak om het zakmes geklemd. Razendsnel, in de paar seconden tijd die ze nog had, woog ze alles tegen elkaar af: dat ze zou moeten vluchten maar dat Aiden gered zou zijn, dat er bewakers achter hen aan zouden komen maar dat ze zich niet schuldig zou voelen omdat ze zwijgzaam had toegekeken hoe hij vermoord werd, dat haar vader haar zou verafschuwen maar dat ze haar belofte aan Karima was nagekomen.

En toen kwam ze tot de onvermijdelijke slotconclusie: ze kon Aiden niet laten doodgaan.

Met een kreet stormde ze naar voren, waarbij ze twee bewakers zo hard uit de weg duwde dat ze vielen en een andere per ongeluk een klap in zijn gezicht gaf. Ze trok het kleine mes uit haar zak en haalde met alle kracht die ze in zich had uit - en tot haar verbazing sneed het scherpe lemmet vlot door het touw waaraan Aiden vastzat. Die twijfelde niet, maar rukte de losse strop die nog om zijn hals hing over zijn hoofd en sprong op het gras. In de verwarring die er heerste, slaagden ze erin vijf meter ver te komen voor er beweging in de groep achter hen kwam.

'Grijp ze! Laat ze niet gaan!' hoorde Caitlynn haar vader schreeuwen, en ze hoorde minstens vijf paar voeten achter hen aankomen. Maar voortgestuwd door de adrenaline die door haar lijf gierde, rende Caitlynn sneller dan ze ooit gedaan had. Ze vloog over het gazon om het paleis heen, doelbewust in de richting van de verlaten houten poorten die toegang gaven tot de buitenwereld.

Haar laarzen maakten harde, ploffende geluiden op de natte aarde en ze slipte de hoek om, met Aiden naast haar. De felle zomerzon scheen in haar ogen en ze stampte zonder iets te zien door, liet haar gevoel haar leiden.

Toen ze haar ogen weer kon openen, zag ze dat het nog zo'n vijftig meter naar de poort was en daarna nog eens tweehonderd tot ze konden opgaan in de beschutting van de bomen. Dat moest lukken. Dat moesten ze kunnen halen.

Ze voelde iets aan zich trekken en toen ze omkeek, zag ze dat een tengere maar standvastige bewaker haar bij de slippen van haar jas had gegrepen. Aiden draaide zich om en haalde uit met zijn vuist, en kreunend liet de man los; voordat Caitlynn zich weer omdraaide, zag ze dat het bloed uit zijn merkwaardig scheve neus stroomde en over zijn kin in zijn donkere baard liep.

Maar in haar haast vloog het hoofddeksel dat bij het leveranciersuniform hoorde van haar hoofd. Ze zag de geschokte blik van haar vader toen die zag wie ze was en negeerde de vlaag van spijt die haar overspoelde en bijna dwong om zich om te draaien en naar hem terug te keren. Het spijt me, vader, dacht het minder strijdlustige en roekeloze deel van haar hersenen. Het spijt me dat ik je gekwetst heb en een bedroevend slechte dochter ben en dat ik wegvlucht met de man die je heeft geprobeerd te vermoorden. Het spijt me dat ik je in slecht daglicht breng bij de mannen van de wacht en het personeel en dat ik je heb misleid om je met een onbeleefde jongeman tegen te kunnen werken. Het spijt me dat ik het niet waardig ben je dochter te zijn.

Caitlynn spurtte achter Aiden aan de poort door. Hijgend rende ze over de stenen brug en hoorde hoe nog steeds minstens drie paar voetstappen hen achtervolgden. Ze had graag achteromgekeken, maar durfde dat niet te doen, deels uit angst voor wat ze zou zien, deels omdat ze bang was dat ze dan zouden ingehaald worden en deels — al zou ze dat nooit toegeven — omdat ze bang was dat ze terug zou willen lopen bij de aanblik van het paleis.

Aiden rende onverstoorbaar verder, een en al snelheid en concentratie en gespannen arm- en beenspieren. Ondanks de hachelijke situatie, kon Caitlynn zich er toch nog over verbazen hoe verrukkelijk perfect zijn lichaam was — en ook dat zou ze nooit aan hem toegeven.

Ze waren bijna aan het einde van de brug toen het gebeurde; een van de bewakers, een man met een ontzagwekkend lang zwaard in zijn grote rechterhand, haalde hen in. Kennelijk besloot hij dat vooral Aiden kwaad van zin was, want hij sprintte de prinses voorbij en richtte de dodelijke punt van zijn zwaard op Aidens onbeschermde rug. En die leek niet eens in de gaten te hebben wat er gebeurde, zo geconcentreerd en gebrand op het halen van de bosrand was hij.

'Nee!' gilde Caitlynn en wierp zich naar voren. Ze slaagde erin de bewaker wat opzij te stoten met haar lichaam, maar niet ver genoeg. De scherpe kling van het zwaard raakte Aiden in zijn zij, zo'n vijftien centimeter van de plek waar het zijn huid oorspronkelijk had moeten raken. Het dreef diep in zijn huid voordat de bewaker het er weer uittrok om opnieuw te stoten.

'Ik. Zei. Nee!' schreeuwde Caitlynn, bijtend op haar tanden van walging bij het zien van al dat bloed, en ramde haar lijf opnieuw tegen dat van de bewaker.

Tot haar grote verbazing viel zijn lichaam over de rand van de brug en tuimelde naar beneden, waar het vijf meter lager het harde oppervlak van de rivier raakte. Zijn geschokte gezicht, met grote ogen en een halfopen mond, verdween onder het water toen zijn lichaam dat doorkliefde.

Geschokt hield ze even haar pas in — haar hart schreeuwde dat ze de bewaker moest helpen, al zou ze niet weten hoe, maar haar verstand beval haar weer verder te rennen — en struikelde toen weer achter Aiden aan. Ze zag hoe hij zijn hand tegen zijn zij duwde. Felrood bloed gutste door zijn vingers en sijpelde langs zijn hand naar beneden. Op de grond verschenen grote, rode druppels.

Toen ze eindelijk de bosrand bereikten, zaten er nog maar twee bewakers achter hen aan; eentje hadden ze al in de tuinen van hen afgeschud, eentje lag nu in de diepe rivier die rond het paleis liep en eentje was blijven staan en keek hulpeloos over de rand van de brug, niet-wetend hoe hij zijn makker moest redden. Maar er waren nog steeds twee potige mannen, en Caitlynn zou bij God niet weten hoe ze hen zou moeten neerslaan zoals Aiden had gedaan, of hoe ze hen op een andere manier kon kwijtspelen. Bovendien leek Aiden zelf veel te zwaar gewond om iets anders te doen dan rennen, dus hij kon haar niet helpen.

En dus volgde ze maar zijn voorbeeld: ze bleef rennen alsof haar leven ervan afhing. Wat het waarschijnlijk ook deed.

Save the trampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu