Hoofdstuk 9

6 0 0
                                    

Het is inmiddels alweer eind september. Al vier maanden zijn wij al aan het vechten voor de rechten van weerwolven. Alex heb ik zelfs al vijf maanden niet gezien. Niks van hem gehoord. Ik moet geloven dat hij nog in leven is. De Wolvenjagers weten inmiddels wie ik ben en walgen van mij. Dit krijg ik dan ook regelmatig te horen. Ik moet stoppen met deze gekheid.

Ze merken dat we kans maken. Ze kunnen ruiken dat we dichter bij een overwinning komen. Inmiddels spreken ze er zelfs al over in de Tweede Kamer. De groep protestanten wordt groter en groter. Waren het eerst nog slechts Julia, William, Christopher, John, Lieke en ik. Nu zijn het er honderden, al dan niet duizenden, mensen die willen dat de weerwolven vrij kunnen leven. Ze hebben nooit iets verkeerd gedaan. Mensen zijn begonnen met verkeerde vooroordelen. Films en mythes hebben die verhalen versterkt en er zijn Weerwolfjagers opgestaan. Waarom gaan ze niet achter de mensen aan die echt iets slechts hebben gedaan? Moordenaars, verkrachters, dat zijn de mensen waar ze op zouden moeten jagen. Niet weerwolven, niet mijn Alexander.

John leidt deze opstand geweldig. Hij is een geboren leider. Hij is al wat ouder dan wij. Hij houdt zijn leeftijd angstvallig stil, maar ik schat hem tussen de veertig en vijftig. Zijn vrouw was een weerwolf. Drie kinderen kregen ze. Allemaal vermoord door Weerwolfjagers. Zijn vrouw was kapot en heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd. Ze kon het niet aan, werd depressief. Ik heb geen kinderen, maar ik kan mij inbeelden hoeveel pijn het heeft gedaan.

Zo hebben William, Christopher en Lieke ook hun eigen verhalen. Allen een gegronde reden om boos te zijn. Kapot van verdriet door de dood van een geliefde. Vermoord door een jager. Allen een gegronde reden om op te komen voor de vrijheid van andere wolven. Ze houden hoop voor mij. Ze hebben zich de afgelopen maanden angstvallig aan mij vastgehouden. Hoop, omdat Alex ontsnapt is. Omdat Alex nog een kans heeft. Hij is het boegbeeld voor ons team. De reden waarom we vaart achter het protest hebben gezet. De reden dat er nu eindelijk over vrijheid van de weerwolven gesproken wordt in de Tweede Kamer.

Uit alle hoeken van Nederland zijn vrijheidsstrijders gekomen om ons te steunen. Dagen zijn we al in Den Haag. Maar niet alleen uit Nederland krijgen wij steun. Duitsers, Vlamingen, zelfs Engelsen zijn naar Nederland gekomen om mee te helpen.

We logeren tijdelijk in een hotel zodat we elke dag weer vroeg op kunnen om het parlement duidelijk te maken dat wij voor gelijke rechten zijn. Slapen lukt zelden. In mijn hoofd blijft die avond dat ik Alex voor het laatst zag zich afspelen. Ik mis hem zo verschrikkelijk.

Ik schrik op. Ik hoor zachtjes geklop. Waar komt het vandaan?

Ik blijf stil. Misschien kan in traceren waar het geluid weg komt.

Weer hoor ik geklop. Het lijkt wel alsof er iemand op mijn hotelkamer deur staat te kloppen. Ik stop mijn voeten in mijn blauwe hotelsloffen en loop zachtjes richting de deur. Weer geklop. Er staat echt iemand voor mijn deur. Wie kan dat op dit tijdstip zijn? Ik schuif het plaatje voor het kijkgat weg en breng mijn rechteroog richting het gaatje. Een schim. Iemand met een hoody. Ik word bang. Misschien is het wel een jager. Gestuurd om mij af te maken, in de hoop Alex uit zijn schuilplaats te lokken.

'Wie is daar?' piep ik.

Het blijft even stil.

'Anna?'

Mijn adem stokt. Mijn hart slaat over en maakt een sprongetje. Ik haal de deur zo snel als ik kan van het slot en spring in zijn armen.

'Alex!'

 Met mij nog om zijn nek tilt hij mij naar binnen en doet de deur achter ons dicht. Dan begroet hij mij met een hartstochtelijke kus. En nog één, en nog één. Ik laat hem niet meer los.

'Ik heb je zo gemist. Ik ben zo blij je te zien,' kir ik.

Ik zie direct dat dit gevoel wederzijds is. Ik zie het in zijn blik, ik voel het aan zijn grip, ik proef zijn passie. Hij wil me nooit meer loslaten.

'Ik heb jou ook gemist Anna. Ik moest je zien. Toen ik hoorde dat je hier was heb ik je gezocht. Ik vond je vanmiddag al, maar ik moest wachten tot de kust veilig was'.

Nog een kus.

Ik bijt op mij lip. Mijn hele lichaam heeft Alex gemist. Zijn warmte. Zijn aanraking. Zijn kusjes in mijn nek. Zijn handen die over mijn rug glijden en mijn vingers door zijn prachtige kastanjebruine haar. Het is langer geworden, maar hij blijft onweerstaanbaar knap. Het maakt hem zelfs nog iets woester. Hij pakt me stevig vast en plaatst weer zijn lippen op de mijne. Hij kan geweldig zoenen. Kledingstukken vallen langzaam maar zeker op de grond terwijl we richting het bed strompelen en we vrijen alsof de wereld morgen zou vergaan.

Naderhand liggen we in elkaars armen. Zijn vingers strelen mijn naakte rug. Ik wil hem nooit meer laten gaan. Het is zo perfect. Hij en ik. Wij horen bij elkaar. Hij vertelt mij over de afgelopen vijf maanden. Hoe hij naar het midden van het land is afgereisd en bij Lucas is ondergedoken.

Lucas is een jongen van onze leeftijd. Een paar jaar geleden is hij een tijdje op reis geweest in het noorden en heeft toen bij Alex gelogeerd. Lucas is ook een weerwolf. Hij is één van de weinige weerwolven die, net als Alex, ook alleen is.

Langzaam aan dommelen we weg en vallen we in elkaars armen in. Dit moment hoeft van mij nooit te eindigen.

 ***

BAM! BAM! BAM!

Van schrik zitten we meteen rechtop in bed. Alex trekt snel zijn kleding aan en loop naar de deur terwijl er nogmaals keihard om mijn deur wordt geramd.

'Alex,' hoor ik zacht, maar ferm vanachter de deur.

Alex doet de deur meteen open en een man gekleed in een zwarte hoody, waaronder nog net zijn goudbruine lokken te zien zijn, komt met een vastberaden blik binnen stormen.

'De jagers. Ze hebben ontdekt dat je hier bent. We moeten hier zo snel mogelijk weg. Terug naar onze schuilplaats,' zegt hij gejaagd en overduidelijk in paniek.

Op de hotelgang horen we geschreeuw en gestommel.

'Shit ze zijn er al! We moeten snel zijn'.

'Door het raam,' zegt Alex en hij werpt een blik op mij. 'Het spijt me schat. Ik had gewild dat dit anders zou verlopen'.

Hij geeft me nog een laatste kus. 'Tot snel,' hoor ik hem zeggen en wanneer ik mijn blik op het raam werp zie ik nog net een stuk van zijn zwarte jas terwijl hij naar beneden springt.

'Tot snel,' mompel ik terwijl een paar mannen mijn deur forceren en nog geen twee seconden later in mijn kamer staan.

De mannen kijken naar mij en dan naar het open raam. Een kleine blonde jongeman rent naar het raam toe en schreeuwt; 'Daar gaan ze! Snel naar beneden!' En zo snel als dat ze binnen kwamen, zijn ze ook weer weg.

Weer voel ik die leegte. Weer ben ik hem kwijt. Ik had hem net terug en nu ben ik hem alweer kwijt. Ik krul mij op en sla de dekens over mij heen. Eigenlijk wil ik gewoon verdwijnen.

Wanneer ik mijn hoofd weer boven de dekens uitsteek zie ik Julia verschrikt in de deuropening staan.

'Wat is er gebeurt? Is alles goed met je?' Ze rent naar me toe en slaat haar armen om mij heen. Ik barst in janken uit.

'Het komt allemaal weer goed, meid. Het komt allemaal weer goed,' zegt Julia troostend terwijl ze bemoedigd mijn haar strijkt.

Ze werd helemaal enthousiast toen ik vertelde dat Alex hier was geweest, maar toen ik bij het stuk over vanochtend kwam kon ik het medelijden in haar ogen zien.

'We gaan keihard strijden, Anna. Die wet tegen het jagen op weerwolven gaat er komen. Nog even en we zijn allemaal voor de wet gelijk. Houd hoop, Anna. We gaan er komen'.

Dagen gaan voorbij terwijl we actievoeren. Interviews hebben we gehouden voor diverse bladen, kranten en tv-programma's. Stukje bij beetje overtuigen we de rest van Nederland van de onschuld van weerwolven. Eén voor één ontkrachten we de mythes die bestaan. Maar echt vaart zit er niet achter bij de Tweede Kamer. Al die tijd voeren we al actie, maar niks concreets komt naar voren. We slijten onze dagen moedeloos in Den Haag.

VrijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu