13.

24 5 36
                                    

Frank staarde naar het visitekaartje. Liet het door zijn handen gaan. Voelde het karton onder zijn vingers. Hij zat in zijn bureau, met de deuren en ramen gesloten. Er waren veel geluiden in de buitenwereld. Waarom kon niemand ooit stil zijn? Waarom moest iedereen elkaar overstemmen om gehoord te worden?

Hij draaide het kaartje in zijn handen. Aarzelde. Hij wilde Jennifer bellen. Hij wilde haar zachte, warme stemgeluid weer horen. Maar hij was bang voor de gevolgen. Hij was bang voor de liefde. De enige emotie die dodelijker was dan haat.

Hij las het nummer steeds weer, totdat hij het uit zijn hoofd kende. Hij staarde naar zijn mobiel. Zou hij..? Nee. Dat kon niet. Wat zou hij dan moeten zeggen?

Een overmoed maakte zich van hem meester. Het boeide niet als het misging. Hij had toch niets, en een nee was beter dan geen antwoord, toch?

'Ach, wat zou het ook.', mompelde hij. Hij greep naar de telefoon en toetste het nummer in. Zijn hart bonkte in zijn keel toen de telefoon overging.

Één keer.

Twee keer.

Hij stond op en begon te ijsberen.

Drie keer.

'Met Jennifer Vos.', klonk een zakelijke stem.

Even was hij stil. Zelfs zijn hart leek even te stoppen.

'Met Frank.' Zijn stem klonk zelfverzekerder dan hij zich voelde, en daar was hij blij om.

'Frank?', haar stem verzachtte. Hij meende toch echt enige opluchting te horen, blij dat hij haar belde. Of dacht hij het maar? 'Is er iets met Anna?', vroeg ze bezorgd.

'Eh... Nee.', hakkelde hij. 'I-ik...', hij vervloekte zichzelf om zijn verlegenheid. 'Ik wilde vragen of... Of we een keertje konden afspreken. Een kop koffie drinken, of zoiets.'

De enkele seconden dat ze zweeg voelden voor hem als uren. Hij zette het raam open, en was blij met de koude tochtvlaag die naar binnen waaide.

'Ja.', zei ze, na een tijdje. Ze klonk een beetje verbaasd, maar vrolijk. 'Leuk. Morgenochtend?'

'Ja, is goed. Ik weet wel een plek.', hij glimlachte, ook al kon ze het niet zien. 'Kom morgenochtend naar de ingang van Het WolvenHart. Ik zie je daar.'

'Tot dan!'

Hij lachte en hing op. Zijn handen trilden van adrenaline. Hij had het gedaan. Het was hem gelukt.

Met een triomfantelijke glimlach op zijn gezicht liep hij door de gangen van Het WolvenHart. Zijn hart klopte krachtig, vol hoop en verwachting.

Hij liep de route bijna automatisch, ondanks alle gangen en trappen. Hij was er al zo vaak geweest dat de weg kwijtraken onmogelijk was.

Hij kwam in het smalle gangetje, met de twee deuren aan het eind. Hij opende de enigste deur die niet op slot was, en stapte de kamer.

Hij hapte naar adem toen hij de chaos zag.

Dozen stonden verspreid op de vloer. Dossiers lagen op de grond. De lamp aan het plafond brandde nog, en schommelde zachtjes heen en weer. Al deze duidelijke tekenen maakten dat hij een conclusie trok die zijn maag deed verkrampen.

Er was hier iemand geweest.

~*^*~

Het was al laat in de avond. Anna zat op de grijze bank. De meesten waren al gaan slapen, maar dat wilde ze niet. Ze keek toe hoe Benny (met enig gemopper) naar bed werd gestuurd en zag hoe de oude man uiteindelijk ook vertrok. Ze zat alleen in de woonkamer, en buiten maakte de kleurrijke schemering plaats voor een inktzwarte nacht.

Ze had het dossier niet bij zich. Dat had ze in haar matras verstopt, bang dat iemand het zou ontdekken. Ze was nieuwsgierig naar de inhoud ervan, maar ze wilde eerst met Frank praten. Ze zou hem niets zeggen over het dossier, maar ze moest hem naar Alba vragen, al verwachtte ze dat hij hetzelfde antwoord zou geven als dokter Hart.

Zoals verwacht kwam Frank na een tijdje binnen. In zijn ogen schemerde enige paniek. Ze bleef op de bank zitten. Een kalme glimlach speelde om haar lippen.

'Hallo, Frank.', zei ze. 'Gaat het wel?'

Even was hij sprakeloos, maar hij herpakte zich snel. 'Ja.', mompelde hij. 'Ja, natuurlijk. En met jou, Anna?'

Ze staarde naar buiten, door het met ijzeren tralies verzegelde raam. Buiten glinsterden heldere sterren. Vreemd dat de nacht zo helder was. Overdag had de lucht niets anders dan dikke stapelwolken gekend.

'Wat hebben jullie met Alba gedaan?', vroeg ze.

Frank fronste. 'Alba? Waar heb je het over?'

'Speel geen spelletjes met me.', siste ze. Ze boog naar voren, haar vuisten krampachtig gebald. Woede borrelde in haar binnenste, als een giftig goedje in een heksenketel.

'Dat doe ik niet. Dat zou ik nooit doen, dat weet je.', hij staarde haar aan. Ook in zijn ogen schemerde het medeleven. Hetzelfde medeleven dat dokter Hart haar had gegeven.

De leugenaar!

'Heb je met dokter Hart gepraat?', vroeg hij. Ze hoorde zijn bezorgdheid.

'Ja. Ook zij vertelde me dat Alba niet bestond.', ze lachte. Ze wist niet waarom ze lachte. Misschien was het ongeloof. Of ze begon langzaam gek te worden. 'Jullie zijn een verenigd front, met z'n allen.'

Hij ging naast haar zitten. In zijn schoot vouwde hij zijn handen ineen. Peinzend staarde hij haar aan.

'Zag je eerder ook al figuren? Ik dacht dat het alleen stemmen waren?'

'Ongelofelijk!', riep ze uit. Ze hief haar handen om de oneerlijkheid aan te tonen. 'Je blijft het maar ontkennen. Denk je echt dat ik-'

'Als deze waanbeelden zo doorgaan zijn we genoodzaakt om je medicatie te verhogen.', onderbrak hij haar. 'Begrijp je dat?'

Verbluft staarde ze hem aan. Het waren geen waanbeelden! Hoe kon hij haar zo voor de gek houden? Of toch wel? Ze begon te twijfelen aan zichzelf. Kwam het door haar dat alles één groot complot leek?

'Begrijp je dat, Anna?', zijn stem klonk kil.

Ze kon niet anders dan knikken. Haar hart bonsde.

'Mooi.', zei hij. 'Dat is goed.' Hij stond op en liep de woonkamer uit. Ze luisterde naar het geluid van zijn wegstervende voetstappen.

Met deze woorden had Frank heel duidelijk gemaakt wie hier de baas was, en dat zijn gezag niet ondermijnd diende te worden. Hij had haar duidelijk gemaakt dat er gevolgen zouden zijn, als ze door zou gaan.

Maar ze moest doorgaan. Er klopte iets niet, in Het WolvenHart, en dat kon ze niet negeren. Hij dacht dan wel dat ze gek was, maar haar geest was scherp, en haar zintuigen alert.

Hij zou haar niet zomaar kunnen laten verdwijnen, zoals ze bij Alba hadden gedaan.

Dat nooit.

Web van LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu