Na iets wat als uren voelde kwam Anna aan bij de gang. Dé gang. Anna dacht aan het dossier, dat ze achter één van de deuren had gevonden, en de naam die bovenaan het blad stond.
Frank Versille.
Verder stond er vrij weinig op. Slechts zijn leeftijd, lengte en gewicht. De rest van het dossier was weggescheurd. Misschien zou ze de rest van het dossier nog wel vinden. Misschien zouden de puzzelstukjes eindelijk in elkaar passen.
Ze liep de gang door. Het licht was nog steeds kapot, maar nu flikkerde het niet meer. Het was uitgegaan. Het had de hoop opgegeven, zoals iedereen hier dat uiteindelijk deed. Het was donker. Ze hoorde het bonzen van haar hart tegen haar trommelvliezen. Het koude gewicht van de sleutel voelde goed aan in haar hand.
Ze wierp een blik op de deur, die de vorige keer op slot had gezeten. Toen had ze niet naar binnen kunnen gaan. Iets om iemand wilde voorkomen dat ze zou zien wat zich daarbinnen bevond.
Maar ze was niet dom. Ze was geen schaap, dat in de rij bleef en alle bevelen volgde. Ze vermomde zich slechts als een schaap, zolang als het nodig was. Dan zou ze weer in haar natuurlijke vorm veranderen. Ze wist nog niet wat dat was. Ze was geen roofdier, dat zeker niet. Maar een prooidier was ze ook niet, toch?
Ze stak de sleutel in het slot, en plotseling besefte ze zich welk dier ze zou zijn.
Een vogel. Vrij, en zwevend op de wind. Hoog verheven boven alle problemen die het aardse leven met zich meebracht.
De deur ging open. Deze scharnieren kraakten niet. Het was verassend stil toen ze naar binnen stapte. Zelfs haar bonkende hartslag leek te verzachten. Ze tastte naar een lichtschakelaar, maar vond niets.
Haar ogen begonnen te wennen aan het duister. Ze begon contouren van de kamer te onderscheiden. Het was groter dan de vorige, en drukker ingericht. Er stonden hoge kasten, vol met lades en dozen. Tussen de kasten liep een smal pad.
Anna stapte de kamer in. Ze spitste haar oren, maar hoorde niets. Slechts een verstikkende stilte, die haar langzaam in haar greep nam. Ze liet haar vingertoppen langs de kasten glijden. Er stonden letters op, waarschijnlijk om het te ordenen. Hier lagen alle dossiers, van elke patiënt van Het WolvenHart.
Maar daar lette ze niet op. Ze concentreerde zich op een geluid, ergens aan het einde van de kasten klonk. Eerder had ze het niet gehoord, maar nu ze dichterbij het einde van de ruimte kwam klonk het steeds luider. Een statisch geknetter, als dat van elektrische kabels. Ze liep verder, en de gang van kasten stopte. Ze legde geschokt een hand voor haar mond en staarde naar hetgeen dat voor haar stond.
Het was een oven.
Het vuur knisperde vrolijk. De vlammen leken te dansen, op een ritme dat alleen zij konden horen. Ze leken te doven, nu ze hun taak gedaan hadden, en werden steeds kleiner, tot er bijna niets meer van over was dan een smeulende hoop kolen.
De oven was enorm. Zo groot dat...
Anna hapte naar adem. Ze durfde die gedachte nauwelijks af te maken.
Zo groot dat er een mensenlichaam in zou passen.
Misselijk kwam ze dichterbij. De kolen gloeiden nog na. Anna wierp een blik op de tang, die naast de oven hing. Aarzelend reikte ze ernaar. Haar handen trilden toen ze het vastgreep.
Ze duwde de tang tussen de kolen. Verschoof ze langzaam heen en weer.
Toen vond ze het. Precies wat ze niet hoopte te vinden. Haar adem stokte in haar keel. Ze liet de tang vallen en deinsde achteruit. Haar hart bonsde in haar keel. Hete tranen sprongen in haar ogen.
Nee. Dat kan niet.
Misschien had ze het verkeerd gezien. Misschien waren het waanbeelden. Misschien was dit alles slechts een verzinsel.
Hoe graag ze het ook hoopte, ze wist dat zelfs haar brein zoiets gestoords niet kon bedenken. Ze haalde diep adem, in een poging zichzelf te kalmeren. Haar wangen gloeiden van de schrik.
Ze staarde naar de verkoolde botten, die tussen het as verborgen lagen. Ze zag een schedel, en een dijbeen. Van wie zouden die zijn? Alba? Of iemand anders? Misselijk zette ze een stap naar achter. Ze moest hier weg. Ze kon geen minuut langer in deze kamer blijven.
Toen ze zich omdraaide zag ze dat de deur gesloten was.
Ze had de deur niet gesloten toen ze naar binnen ging. Toch?
Ze rende op de deur af. Ze klemde haar handen om de klink en rukte zo hard ze kon. De deur zat op slot. Ze was opgesloten.
Door wie?
Haar nekharen gingen overeind staan toen ze langzame, beheerste voetstappen achter zich hoorde. Ze sloot haar ogen en draaide zich om. Door haar wimpers heen zag ze de man die op haar afliep, tussen de kasten door. Hij was een brede, met tattoo's bezaaide man. Een bewaker.
Ze duwde zich tegen de deur aan, in een poging zich zo klein mogelijk te maken. De man stond nu zo dicht bij haar dat ze zijn stinkende adem kon ruiken. Ze trok haar neus op.
'Hallo, Anna.' Zijn stem klonk laag en spottend. 'Je weet toch dat je hier niet mag komen? Pas maar op, straks verhogen ze je medicatie.'
Hij zou haar doden. Ze zou sterven. Hij zou haar ook in de oven gooien, en dan zou ze hier nooit meer weg kunnen komen. Voor altijd gevangen.
Dat mocht niet gebeuren.
Zonder na te denken gaf ze hem een harde trap tussen zijn benen. Hij kromp ineen, en dat korte moment van verwarring gaf haar kans om langs hem heen te glippen. Ze rende tussen de kasten door, op zoek naar iets wat ze als wapen kon gebruiken.
Het beste wat ze kon vinden was de tang, die nog nagloeide van de hitte. Met enige walging pakte ze het op, wetend dat het mensenbotten had aangeraakt. Misschien wel die van Alba. Maar ze had geen keus. Het was vechten of vluchten.
En vluchten was geen optie meer.

JE LEEST
Web van Leugens
Mystery / Thriller"I became insane, with long intervals of horrible sanity." -Edgar Allan Poe- Anna heeft schizofrenie. Steeds weer hoort ze stemmen, die haar de vreselijkste dingen influisteren. Na het zoveelste voorval besluit men dat het niet veilig is om haar in...