10.

20 6 5
                                    

Anna staarde naar het grijze plafond. Het leek te bewegen, maar ze wist dat het slechts haar verbeelding was. Toch? Of kwam het plafond daadwerkelijk naar beneden?

Ze kromp licht ineen, bang om bedolven te worden onder het puin. Toen de minuten verstreken, en ze nog steeds levend in het bed lag, ontspande ze iets.

De stemmen zwegen koppig, en het enige dat de tijd deed verdrijven waren haar gedachten. Ze dacht aan Frank, aan Alba, en aan haar zus. Aan alles waar aan te denken viel.

Ze hoorde voetstappen. Ze leken steeds luider te worden. Was het echt? Ze spitste haar oren, maar het lukte haar niet om het geluid te plaatsen. Of waren het slechts echo's in haar hoofd?

Het tegendeel werd bewezen toen de deur opende. Een straal licht viel naar binnen, en tekende het silhouet van een vrouw op de vloer.

Het was Alba.

Ze stapte naar binnen en sloot de deur snel achter zich. Ze draaide zich om. Haar gespannen gezicht verzachtte meteen toen ze Anna zag.

'Ach, meisje toch.' Ze ging naast haar op het bed zitten en streelde moederlijk over haar hoofd.

Anna slikte. Tranen sprongen in haar ogen. Ze wilde antwoorden, maar er kwam geen woord over haar lippen. Ze reikte naar Alba's hand, en greep die stevig vast. Ze voelde de dunne huid onder haar vingers. Alba was oud aan het worden. In het grauwe licht van haar cel zag ze het beter dan ooit. Haar zwarte haar was gedeeltelijk overgenomen door grijs, en haar gezicht was zo gerimpeld als de stam van een boom.

Dat nam haar prachtige glimlach niet weg.

'Deze medicatie wordt vaker gebruikt met mensen met een psychose,' zei Alba, terwijl ze haar overeind hielp. Ze gaf haar een fles water aan. Anna dronk er gulzig van. Nu pas merkte ze hoewel dorst ze had gehad.

'Het is vreselijk spul,' ging Alba verder. 'Meerdere patiënten hadden erna last van misselijkheid en een gevoel van verlamming.'

Anna gaf de fles weer terug. Ze sloot haar ogen, licht hijgend. Het had haar moeite gekost om overeind te komen. Alba had gelijk. Ze voelde zich als een lappenpop. Maar daar ging het nu niet om. Ze had vragen zonder antwoorden. En Alba had die antwoorden wel.

'Vertrouw Frank niet,' Ze opende haar ogen. 'Wat bedoelde je?'

Alba's gezicht werd grimmig. Ze perste haar lippen op elkaar en staarde naar de grijze muur.

'Weet je nog wat ik zei over monsters?' zei ze, na een korte stilte. 'Dat je het kunt voelen als je bij ze bent?' Ze staarde Anna aan, haar blik zo scherp als het lemmet van een mes. 'Niet bij elk monster is dat zo. Sommige monsters verbergen zich achter een verblindende glimlach, en façade van vriendelijkheid.'

'Wat...?' haar stem stierf weg toen ze de deur open zag gaan. Frank liep naar binnen. Zijn voetstappen galmden door de kamer.

Alba verstijfde. Ze stond op, haar hoofd gebogen. Zonder een woord te zeggen liep ze de kamer uit, Anna achterlatend.

Alleen met Frank.

Anna's hart miste een slag toen Frank een stap dichterbij zette. Hij glimlachte, als altijd.

Een verblindende glimlach, en een façade van vriendelijkheid.

Haar keel werd droog. Ze duwde zich tegen de muur, en probeerde zich zo klein mogelijk te maken.

'Hoe gaat het met je?' vroeg Frank. Hij kwam naast haar op het bed zitten. 'Herinner je nog wat er gebeurd is?'

Even was ze sprakeloos. Ze groef in haar geheugen, dat zo fragiel was als een kaartenhuis. Ze herinnerde zich slechts flarden.

'Ik wilde naar huis,' zei ze. Haar stem klonk schor.

Frank knikte. 'Dat klopt.'

De stilte was tergend. Ze deed haar uiterste best om zijn blik te ontwijken.

Alba is vast gek, dacht ze. Iedereen hier is gek. Alba liegt. Dat moet wel.

'Jennifer was hier,' zei Frank uiteindelijk. 'Ze had wat van je spullen meegenomen.' Hij overhandigde haar een zwarte weekendtas.

Dankbaar nam ze de tas aan. Ze greep de rits vast, maar aarzelde. Frank keek toe, en ze haatte het. Zijn blik leek te brandden in haar huid. Ze staarde hem afwachtend aan. Hij begreep de hint meteen en stond op.

'Ik laat je even alleen,' hij opende de deur. 'Als je je beter voelt mag je in de woonkamer komen. Ik doe de deur niet op slot. Kan ik je vertrouwen, Anna? Loop je niet weer weg?'

Ze kromp ineen en schudde haar hoofd. 'Nee,' Haar stem klonk piepend, als een muis. 'Je kunt me vertrouwen.'

De deur viel dicht, en ze was weer alleen met haar gedachten. Even bleef ze zitten, waarna ze de tas open voorzichtig open ritste. Een aangename geur bereikte haar zintuigen. Het rook naar thuis. Een onmogelijk uit te leggen geur.

De geur van herinneringen.

Ze staarde naar het kleine lampje dat tussen de kledingstukken lag. Er was een briefje op geplakt. Anna scheurde het papier, dat met plakband bevestigd was, los. Haar ogen gleden over de woorden.

Voor als het nacht wordt. Ik weet hoe je over het donker denkt.

Er was zelfs een smiley naast getekend, zoals Jennifer dat met elk briefje deed. Anna staarde naar de vriendelijke woorden, in een strak, net handschrift. Ze glimlachte, en knipte het lampje aan. Een warme, gele gloed verspreidde zich door de kamer.

Ze was bang in het donker. Dat was ze haar hele leven al geweest. Het was een kinderlijke angst, maar Jennifer had er nooit mee gespot. Ze had haar altijd geholpen, zelfs midden in de nacht. Als Anna dan naar haar bed kwam rennen, bang voor de monsters in het donker, had Jennifer haar dekbed opengeslagen, en haar met een vriendelijk knikje gewenkt.

Ze was er altijd voor Anna geweest. Wat er ook gebeurde.

Ze had pas door dat ze huilde toen ze haar wangen nat voelde worden. Ze nam de moeite niet om haar tranen weg te vegen.

Ze staarde naar het lampje. Het was klein, maar warm en huiselijk. Precies waar ze van hield. Ze zette het op haar nachtkastje, en kon haar blik niet van het prachtige licht losrukken.

'Dank je,' fluisterde ze, hopend dat haar zus haar zou kunnen horen. Tranen drupten op haar dekbed, en drongen in de stof. 'Voor alles.'

Web van LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu