20.

13 5 3
                                    

Frank sloeg een arm om Jennifer heen. Ze zaten samen op de bank, starend naar een nutteloos televisie-programma. Na de koffie waren ze bijna automatisch dichter bij elkaar gaan staan, totdat hun lippen op elkaar waren beland. De zoen was magisch geweest, daar waren ze het over eens.

Daarna waren ze aarzelend in de kamer blijven staan. Ze wilden niet bij elkaar weg. Ze wilden bij elkaar blijven. Voor altijd.

Dus waren ze op de bank geploft, en hadden ze de televisie aangezet.

Beiden hadden ze geen idee waar het programma over ging. Ze waren veel te druk met elkaar. Van onder hun wimpers staarden ze elkaar aan, speels glimlachend.

Na een tijdje legde Jennifer haar hoofd tegen zijn borstkas. Ze twijfelde niet meer. Alle twijfels waren tijdens de zoen van haar af gegleden. Het voelde goed. Zo ongelofelijk goed.

Ze luisterde naar het zachte, regelmatige kloppen van zijn hart. Een glimlach van puur geluk krulde om haar lippen.

Ze zeiden niets. De stilte zei genoeg.

Buiten begon het avond te worden. De schemering veranderde geleidelijk aan in nacht, en de lantaarnpalen flitsten aan. Ook in de kamer werd het donkerder. Het enigste licht kwam van de keuken, waar geel licht uit de plafondlampen straalde.

'We moeten vaker een kop koffie drinken.', zei Frank grinnikend. Hij streelde over haar haar.

Een warm gevoel ging door haar heen. Ze wilde net antwoorden, toen ze een luid gebons hoorde. Het klonk panisch. Wanhopig.

Frank fronste en stond op. 'Wie komt er om deze tijd nog aan de deur?' Zijn gemompel stierf weg toen hij de gang in liep.

Jennifer stond op, en gluurde langs hem heen naar de deur. Frank opende de deur, met een voorzichtige behoedzaamheid.

'Anna?' Ietwat verbaasd staarde hij haar aan.

Jennifer schrok. Anna zag er vreselijk uit. Haar wangen waren bleek en ingevallen. Ze had haar hand tegen haar ribben geduwd, en haar gezicht was vertrokken van de pijn. Haar ogen straalden wanhoop uit.

'Jenn.', fluisterde ze. Ze liep langs Frank heen, alsof hij een geest was. De twee zussen stonden voor elkaar. 'Ik dacht dat je dood was.'

'Hoezo? An, wat is er?'

Anna keek op, haar blik plotseling scherp. 'We moeten hier weg. Nu.', siste ze.

'Waar heb je het over?'

'Hij wil je doden!' Haar stem was nu luider. Ze klampte zich aan Jennifer vast. 'Jenn, luister naar me. Frank... H-hij...' Ze kon niet meer uit haar woorden komen.

Jennifer wierp Frank een wanhopige blik toe. Frank toetste een nummer in op zijn telefoon en begon zacht fluisterend te telefoneren.

'Anna, kom even zitten. Je bent ijskou-'

'Nee!' Haar stem klonk panisch. 'Nee! Je moet naar me luisteren!' Ze hield Jennifers armen zo stevig vast dat het pijn deed. 'Luister dan naar me! Frank gaat je doden! Hij heeft Alba ook laten verdwijnen! En dokter Hart!'

Anna's waanzinnige geschreeuw galmde door het huis.

Jennifer bleef als verstijfd voor haar staan. Ze staarde haar zusje aan. Haar kleine zusje, waar ze zo goed voor had moeten zorgen. En nu... Nu was ze in een psychose geraakt. Nu kraamde ze onzin uit over verdwijningen en moorden.

'Luister dan naar me.' Anna's geschreeuw was overgegaan in een zwak gekerm. Ze zakte op haar knieën. Snikkend zat ze op de grond, rillend in haar dunne kleding.

Jennifer wilde naar haar toe lopen, maar Frank trok haar weg. 'Het komt goed.', zei hij. 'Ik heb hulp geroepen.' Zijn zachte stem kalmeerde haar, en toch kon ze alleen maar vol angst naar Anna staren.

Ze mompelde, zacht en wanhopig. 'Er was een oven, Jenn.', zei ze. 'Ze willen ons doden. Ze willen ons doden.', ze snikte. 'En toen heb ik... Ik heb hem gedood.'

'Waar heb je het over, Anna?' Frank knielde bij haar neer, en legde een hand op haar schouder.

De duwde hem weg, zo hard dat hij bijna naar achteren viel. 'Moordenaar!', krijste ze. 'Moordenaar!'

Er iets wat een eeuwigheid leek werd er aangebeld. Frank liet zijn collega's naar binnen, die zich meteen om Anna bekommerden. Ze schreeuwde, gilde en schopte, maar het hielp niets. De mannen zetten een scherpe naald in haar arm. Anna schreeuwde nog steeds.

'Moordenaar!' het geluid werd steeds zwakker, tot het slechts een fluistering was.

'Moordenaar.'

Ze zakte als een lappenpop in elkaar. Ze leek klein, in de armen van de bewakers. De tranen glinsterden nog steeds op haar bleke gezicht.

Jennifer keek toe hoe Anna naar buiten werd gedragen. Ze wilde achter haar aan rennen. Ze wilde haar zusje in haar armen nemen, en haar zeggen dat alles goed zou komen. Maar ze kon het niet.

Ze kón het gewoon niet.

Frank sloeg zijn armen om haar heen. Hij wreef over haar rug.

'Het komt goed.', zei hij. 'Anna heeft een psychose. Alles lijkt een complot voor haar. Geen zorgen, het gaat weer over. Ik breng haar even terug naar Het WolvenHart, oké?' Hij hield haar stevig bij haar schouders vast, alsof hij bang was dat ze zou vallen.

Ze schudde haar hoofd. Haar hart leek ineen te krimpen. 'Waarom?', vroeg ze. Haar stem klonk zacht. Smekend. 'Waarom?'

'Het spijt me dat je dit moest zien.', zei hij. Hij begeleide haar naar de woonkamer, en duwde haar op de bank. Bezorgd staarde hij naar haar lijkbleke gezicht. 'Ik moet nu echt gaan.' Hij bleef aarzelend staan.

Ze knikte, haar blik op haar schoenen gericht. 'Oké.'

Ze hield haar hoofd gebogen toen hij de woonkamer uit liep.

Ze had haar zus altijd geloofd, maar nu wist ze het niet meer. Anna ratelde over moorden, ovens en verdwenen mensen. Het was gestoord, dat wist ze. Dat kon niet anders.

Waarom voelde ze zich dan zo? Waarom knaagde er dan iets?

Ze schudde haar hoofd, in een poging die gedachte van zich af te schudden, en liet zich in de zachte kussens van de bank zakken. Het zou goed komen. Anna zou bijdraaien, en Jennifer zou haar elke dag bezoeken. Met een bos bloemen, misschien. Anna hield van bloemen. Vooral van de blauwe bloemen, die vroeger bij hun huis groeien. Ze klampte zich aan deze gedachte vast, omdat het het enigste was wat ze had.

Het zou goed komen.

Dat moest.

Web van LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu