11.

19 6 11
                                    

Anna liep door de gangen. Het was er stil en uitgestorven. Het licht was wit en gemeen. Het brandde in haar ogen. Ze wenste nu al dat ze dit niet gedaan had. Dat ze gewoon in haar cel was gebleven.

Maar ze moest naar Alba. De o zo vrolijke vrouw, met een gruwelijk verleden en mysterieuze verhalen. En toch vertrouwde ze Alba. Ze wist niet waarom. Misschien omdat ze zo moederlijk deed. Een vriendelijk woord was veel waard, op een verdorven plek als deze.

Anna wierp een blik de woonkamer in, maar Alba was nergens te bekennen. Alleen de oude man zat er, zijn oude, gerimpelde handen gevouwen in zijn schoot. Zijn duistere blik hield haar scherp in de gaten.

'Heeft u Alba gezien, meneer?' vroeg ze, zo beleefd mogelijk. Bij deze man in de buurt snapte ze pas wat Alba bedoelde met de 'monsters'.

'Je voelt het, als ze er zijn.'

Bij deze man voelde ze een monster, verborgen in een diep, donker deel van zijn ziel. Een afgrijselijk wezen, dat de vreselijkste dingen op zijn geweten had. Ze zette onbewust een stapje achteruit.

Hij staarde haar levenloos aan. 'Zoek haar niet.' Zijn stem klonk krakend, als scheurend papier. Zijn woorden waren zacht, maar duidelijk.

'Wat bedoelt u?'

Ze wist niet of het door hem kwam, of door het raam, dat open stond, maar ze had het opeens ijskoud. Een tochtvlaag blies langs de witte gordijnen heen naar binnen. Anna huiverde. Kippenvel verspreidde zich over haar armen.

Hij bleef onbeweeglijk op de grijze bank zitten. 'Zoek haar niet,' zei hij nog eens.

Ze wilde nog iets vragen. Ze wilde zoveel vragen. Maar een bewaker opende de deur. Zwijgend kwam hij binnen. Hij was breed, en had een kaal hoofd vol tattoo's. Op zijn witte, vlekkeloze jas stond de term 'psycholoog', maar ook dat was een leugen. Hij was een bewaker. Hij zorgde ervoor dat iedereen op zijn plaats bleef, precies waar ze hoorden.

In een gekkenhuis.

'Is er iets aan de hand?' vroeg de bewaker. Hij zette een intimiderende stap naar voren.

'N-nee,' hakkelde Anna.

'Mooi zo,' zei hij. 'Je hebt een afspraak met dokter Hart. Kom mee.'

Hij liep de deur uit, ten teken dat ze hem moest volgen. Ze bleef aarzelend staan. De oude man wierp haar een blik toe die haar nog lang bij zou blijven. Kil en gevoelloos. Een blik die door haar ziel sneed.

'Zoek haar niet,' zei hij weer.

Ze slikte. Opeens wilde ze heel graag de kamer uit. Op een drafje volgde ze de bewaker, die al halverwege de gang was. Ze ging naast hem lopen, en wreef het kippenvel van haar armen.

'Let maar niet op die oude chagrijn,' zei de bewaker, doelend op de oude man in de woonkamer. 'Hij heeft waanbeelden.'

'Dat hebben we allemaal,' Ze wierp hem een schuine blik toe. 'Waanbeelden van werkelijkheid onderscheiden, dat is waar het probleem ligt. Wat als de waanbeelden werkelijkheid zijn? Gekken kramen niet altijd onzin uit.'

'Deze man wel, geloof me maar,' zei hij. Zijn stem was onverzettelijk.

'Ik geloof niemand meer,' antwoordde ze kalm.

Ze bereikten het kantoor van dokter Hart. De bewaker hield de deur voor haar open. Ze voelde zijn wantrouwige blik in haar rug brandden toen de deur achter haar dichtviel.

Dokter Hart zat kaarsrecht in haar stoel. Ze had haar blonde haar los, en haar pony hing nog net niet voor haar ogen. Ze typte wat op haar computer, maar stopte meteen toen Anna in de stoel neerplofte.

'Hé, Anna. Hoe gaat het? Ik hoorde van de...' ze glimlachte voorzichtig, '...gebeurtenis.'

Ze zweeg en nam de psycholoog in zich op. Ze had een ijskoude blik. Haar potloden en pennen lagen met militaire discipline naast elkaar op haar bureau, en toch verschoof ze de potloden weer, om ze vervolgens weer recht te leggen.

'Het was geen 'gebeurtenis'. Het was een ontsnappingspoging.'

'Je bent hier niet opgesloten, Anna,' Ze boog naar voren. 'We willen je helpen.'

Ze lachte schamper. 'Als ik hier weg probeer te gaan wordt er een naald in me gestoken, en bijna vijftig procent van de tijd zit de deur van mijn kamer op slot. Ik ben wel degelijk opgesloten, dokter Hart.' Nu was Anna degene met een ijskoude blik.

Het was hard tegen hard.

Dokter Hart zuchtte. Ze legde het stapeltje papieren recht. Haar haar viel voor haar gezicht, en ze veegde het geërgerd weer weg.

'Heb je hier al vrienden gemaakt?' vroeg ze, in een poging van onderwerp te veranderen.

'Ja,' zei ze. 'Alba. Maar ik kan haar niet vinden. Weet u waar ze is?'

'Alba?' ze fronste en tikte wat in op haar laptop. Ze wierp Anna een bezorgde blik toe. 'Vertel eens wat meer over haar.'

Anna knikte, ietwat verward. Had dokter Hart Alba nog niet ontmoet?

'Alba is wat ouder. In de late veertig, gok ik. Ze heeft zwart haar, en een vriendelijke lach. Ze heeft haar man vermoord, met een bijl. Staat het niet in de gegevens?' Ze probeerde te zien wat er op het scherm van de computer stond, maar dokter Hart draaide het scherm weg.

'Anna...' Ze staarde haar een tijdje aan. In haar altijd kille ogen schemerde nu meeleven. 'Er staat geen Alba in ons systeem.'

'Hoezo niet? Ze is hier al langer dan ik, en ik sta ook in het systeem, toch? Is er een fout gemaakt?' niet-begrijpend schudde ze haar hoofd.

Dokter Hart keek naar het scherm van de laptop. 'Nee, dat is het niet...'

'Wat dan wel?' Anna leunde naar voren. Ze was zo ongelofelijk klaar met die spelletjes. Als ze nou eens naar haar zouden luisteren, dan-

Haar gedachten werden onderbroken door dokter Harts zachte, maar meer dan duidelijke stem.

'Alba bestaat niet.'

Web van LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu