14.

22 6 15
                                    

Jennifer stond zwijgend voor de ingang van het gebouw, dat hoog boven haar uittorende. Ze huiverde van de kou en sloeg haar beigekleurige jas dichter om zich heen. De wind drong door haar kleding, en leek rechtstreeks naar haar botten te gaan. Het werd snel winter, en dat was te voelen in de lucht.

Ze staarde naar de ramen, die stuk voor stuk verzegeld waren met tralies. Anna was daar nu ergens, gevangen. Misschien keek ze naar buiten. Staarde ze naar de straat. De winkels. Alles waar zij niet meer zou komen.

Ze schrok op uit haar gedachten van Frank, die vrolijk op haar af kwam lopen. Zijn passen waren licht, bijna dansend. Hij glimlachte breed.

'Hé, Jenn! Hoe gaat het?'

'Goed.', zei ze snel. Ze beantwoorde zijn glimlach. Ze kon niet anders. Hij was zo enthousiast. Zo stralend. Net een klein kind, al wist ze dat hij veel te veel had meegemaakt om de onschuld van een klein kind te hebben. Ze vroeg zich af wat zich afspeelde, in zijn hoofd.

Hij trok een wenkbrauw op en zette een stap dichterbij. Ze voelde zijn warme adem op haar huid. Hoewel ze best lang was, moest ze opkijken om Franks gezicht te kunnen zien.

'Je kan niet goed liegen.', zijn stem klonk zacht.

Ze wendde haar blik af en zette een stap achteruit. Niemand had ooit zo diep in haar ziel gekeken als hij, en ze kende hem nog maar net. Hij wist meer over haar dan ze over zichzelf wist. Het maakte haar bang, en toch genoot ze van de warmte die van hem af leek te komen.

Een ijzige wind waaide in haar gezicht. Ze wreef haar rode vingertoppen langs elkaar en staarde naar de herfstbladeren, die over de stoep waaiden. Ze leken wel te leven, zo vrolijk vlogen ze.

'Heb je het koud?', vroeg Frank, na een korte stilte.

'Een beetje. Waar was die koffiezaak nou, waar je het over had?'

Hij staarde naar zijn schoenen en krabde achter zijn oor. 'Ja, eh... Ik had eigenlijk nog niets gevonden. Ik heb op google gekeken, maar er was helemaal niets in de buurt waar ze koffie verkochten. Er waren wel wat plekken, maar die zitten dicht.' Zijn wangen kregen een rode tint.

Ze lachte om zijn schaamte. Ze wilde hem bijna vragen om naar haar appartement te komen, maar ze aarzelde. Ze wilde dit. Ze wilde de liefde. Maar ze wist dat liefde slecht was. Het was net als roken. Het was leuk. Het voelde goed. Het werd een verslaving.

En uiteindelijk doodde het je.

Gelukkig was Frank degene die met het voorstel kwam. 'Wil je anders mee naar mijn huis, voor een kop koffie?', hij gebaarde naar zijn auto, een zwarte Mercedes, die trots op de parkeerplaats stond, glimmend in het felle daglicht.

Ze had al ingestemd voordat ze erover nadacht. Ze wilde er ook niet meer over nadenken. Dat zou alleen maar leiden tot twijfels. En dit voelde te goed. Te mooi. Ze kon niet weigeren.

Ze grijnsde. 'Ja.'

~*^*~

Anna keek toe hoe haar zus wegliep, met Frank aan haar zijde. Ze keek toe hoe hun handen naar elkaar reikten, en hoe hun vingers zich in elkaar verstrengelden.

Ze keek toe hoe ze samen de auto in stapten, en hoe ze wegreden.

En ze kon helemaal niets doen. Ze kon slechts toekijken.

Ze wendde haar blik af. Ze staarde de woonkamer in. De oude man -wiens naam Jonathan was, had ze gehoord- zat nog steeds op de bank. Hij zat daar elke dag, vanaf het ontbijt totdat hij naar bed ging.

Een verpleegster liep op Jonathan af. Haar hakken tikten op de vloer. Ze glimlachte liefjes en zette een injectienaald in zijn arm.

'Tijd voor je medicijnen, Jonathan.'

Hij gromde zachtjes en sloot zijn ogen toen de medicatie zijn bloedvaten binnendrong. Hij deed een poging zich te verzetten, maar het was zo zwak dat het nauwelijks een beweging leek. Hij mompelde iets over een dreiging, en liet zijn hoofd achterover zakken. Zijn ogen waren nauwelijks open. De verpleegster knikte, tevreden met haar werk, en liep bij hem weg, richting Anna.

'Jij moet ook je medicatie, is het niet?'

De glimlach op haar hartvormige gezicht was ronduit angstaanjagend. Ze kwam steeds dichterbij. Ze leek op een Barbie-pop, met blond glanzend haar, perfecte vormen en hemelsblauwe ogen, die kwaadaardig schitterden.

Of was die bloeddorst in haar ogen slechts verbeelding? Was het niets meer dan een illusie?

Anna stond op. 'Nee.'

De verpleegster trok een wenkbrauw op. 'Nee? Volgens mij wel, hoor. Het staat in mijn systeem. Het systeem liegt niet, liefje.'

'Iedereen liegt.', grauwde ze. Ze hoorde zelf hoe gestoord het klonk, hoe idioot, maar ze negeerde het. Ze wilde weglopen, maar de verpleegster greep haar arm vast. Haar lange, katachtige nagels drongen in Anna's huid.

'Waar ga je heen?', vroeg ze. Haar stem klonk mierzoet. 'We zijn hier nog niet klaar, hoor.'

'Laat me los!' Ze deed een poging om zich los te rukken, maar de verpleegster was verassend sterk. Ze hield haar in een ijzeren greep, en hield de injectienaald tussen haar lange vingers geklemd.

Ze voelde de naald al op haar huid prikken toen een luide, gezaghebbende stem hen onderbrak.

'Wat gebeurt hier?'

Dokter Hart stond in de deuropening. Haar grijze kleding zag er piekfijn uit, en haar haar zat in een strakke paardenstaart. Er was niets meer over van de bange muis, die Anna eerder in haar had gezien.

De verpleegster liet los. Anna zette snel een stap achteruit, wrijvend over haar tintelende arm. Haar hart bonsde in haar keel.

'Ik kom de medicatie brengen.', zei de verpleegster. De glimlach was nog steeds niet van haar gezicht verdwenen.

'We bespreken momenteel het verhogen van Anna's medicatie, en tot die tijd behouden we haar normale dosis, begrepen?'

De verpleegster blies als een kat in het nauw, maar liep wel weg. Het geluid van haar tikkende hakken stierf langzaam weg, totdat er niets meer van over was dan een echo die door de gangen dwaalde.

Dokter Hart zuchtte. Ze wreef vermoeid door haar ogen en stapte op Anna af. 'Kom mee.', zei ze.

'Nee! Jullie kunnen mijn medicatie niet verhogen, toch? Ik heb me goed gedragen, echt waar. Frank zei-'

'Stil.', siste ze. 'Kom mee.'

Iets in de ernst van haar stem maakte dat Anna meeliep. Behoedzaam volgde ze dokter Hart, de lange gangen van het gebouw door. Ze kwamen uit bij haar kantoor.

Dokter Hart opende de deur, en gebaarde dat ze naar binnen moest gaan.

Anna fronste. Aarzelend stapte ze de drempel over. De deur werd meteen achter haar gesloten, en daarmee ook haar enige uitgang.

'Ga zitten, Anna.', haar stem klonk zakelijk. Ze nam plaats achter haar bureau, en wachtte geduldig tot Anna ook was gaan zitten. Zwijgend staarden ze elkaar aan. Er schitterde iets in de ogen van de dokter. Ze kon niet plaatsen wat het was. Anna slikte. Haar hart bonsde.

Wat wilde ze van haar?

Web van LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu