Hoofdstuk 20

520 52 0
                                    

s'Middag's wilde ik meteen beginnen en aangezien Malfidus dat goed vond zaten we samen in de bibliotheek.

De opdracht is heel simpel, je moet een opstel schrijven over een magisch dier. Maar het moet wel echt bestaan, en er moeten feiten van terug te vinden zijn zodat je niet zomaar wat verzint. Later in deze periode moet je er ook nog een praktijk opdracht over maken dus je moet het wel allemaal goed onthouden.

'Weetje, de vader van een neef van mij was een weerwolf. We kunnen daar iets over maken, en laten zien dat zijn zoon geen weerwolf is.' Stel ik voor.

'Maar het moet over magische wezens gaan.'

'Weerwolven zijn magische wezens.' Zeg ik.

'Nietes.' Zegt hij.

'Welles.' Zeg ik terug.

'Nietes.'

'Welles.'

'Nietes.'

'Welles.' Ugh, waarom is die jongen zo vermoeiend.

'Nietes.' Zegt hij als laatste.

'Wat is een weerwolf volgens jou dan?' Vraag ik vermoeid.

'Een hond.' Ik weet diep van binnen dat het een belediging is maar hij kijkt er zo lief bij dat ik niet boos kan worden. Maar een hond, is dat soort van waar? Het is wel een hond maar ook weer niet. De oom van oom Harry was een hond.

'Maar je oom was dus een weerwolf' Vraagt hij.

'Neehee.' Zeg ik. 'De vader van mijn neef.' Ik snap dat het onduidelijk is maar ik moet het wel goed zeggen.

'Mijn andere oom is de peetvader van hem, dus hij is mijn soortvanneef.' Leg ik uit.

'Oh.' Zegt hij. 'Zullen we verder gaan? Over de weerwolven dan maar?' Glimlacht hij.


But i realy like him -Roos Wemel- DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu