Hoofdstuk 33.

498 50 6
                                    

Tijdsprong, een paar jaar later.

Scorpius en ik stonden bij het altaar in de kerk.

'Scorpius.' Fluisterde ik. Hij keek op en keek me aan met zijn mooie ogen.

'Ik ben bang.' Zei ik zachtjes. Hij kneep in mijn hand.

'Niet zijn, het komt allemaal goed. Ben je niet blij?' Vroeg hij net zo zachtjes als ik.

'Je ziet er prachtig uit.' Complimenteerde hij me. Ik had een wit jurkje aan tot mijn knieën aangezien het bloedheet was met zilveren sandaaltjes aan met kleine glittertjes.

'Jij ook.' Complimenteerde ik hem terug, en ik meende het. Hij had een lichtgrijs pak aan met een licht rode roos die de zelfde kleur had als mijn haar in zijn zakje.

Ik keek de zaal in en zag mijn vader zitten. Hij had een uitdrukking op zijn gezicht die ik niet kon plaatsen, maar hij was gekomen. Hugo stond tegenover me en keek net zo zenuwachtig als ik samen met zijn vriendinnetje Mara naast hem. Ik zag opa en oma zitten, oom Harry, tante Ginny, oom Charlie, Percy, George en na goed zoeken zag ik zelfs oma Wemel zitten. Iedereen was het, de bruiloft kon eindelijk beginnen en de muziek begon te spelen.

But i realy like him -Roos Wemel- DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu