- 7: De koningin van Fyrheim -

9 1 2
                                    

"Misschien," zei ze," ik weet nog niet wat ik met jou gaan doen." "Hoe ben je hier terechtgekomen?" vroeg ze en ze keek even uit het raam. "Ik kocht een oude laptop en toen wou ik inloggen en toen kwam ik hier terecht. Daarna heeft de roedel van wolven me naar hun kamp gebracht," vertelde ik. "Ik wist niet dat Arthur zo dom was om een mens  te laten leven. Zijn vader, Isigrim, zou zo niemand niet laten leven," mompelde ze in zichzelf. "We moeten je een opdracht geven," zei ze. "Een aarts moeilijke opdracht. Een opdracht op leven en dood," zei ze. Ze ijsbeerde door de ruïne. Ze dacht na.  Na een tijd zei ze: "Je mag gaan." Ze stuurde een Meerman naar me toe om me naar het strand te brengen. De haai was er deze keer niet. We konden dus rustig zwemmen. Ik keek rond want de vorige keer dat ik hier was kon ik dat niet doen omdat er een haai achter me zat. Na een tiental minuten zwemmen, kwamen we aan bij het strand. Mijn witte sneakers waren druipnat. Al mijn kleren waren druipnat trouwens. De Meerman ging terug het water in en hij daalde naar beneden.

Ik strompelde over het strand. Ik keek naar het woud dat grensde aan het strand. Ik ging het bos in en ik ging naar het portaal. Het begon te schemeren. Het portaal was onbewaakt. Ik kon dus rustig in de paarse massa stappen. Moana zou nog Meermannen naar hier sturen maar die zouden nu nog nietvarriveren. Ik ging door de stenen en ik kwam terug in mijn kamer. Ik deed snel mijn pyjama aan en ging daarna naar de badkamer om mijn tanden te poetsen. Ik ging terug door de houten deur naar mijn kamer. Ik keek vluchtig naar de klok. Ik viel in slaap.

De volgende ochtend, om zeven uur, werd ik wakker. Ik kleedde me aan en daalde de trap af naar beneden. Ik at mijn ontbijt en stuurde nog een berichtje naar Amy dat ze naar het huis van m'n moeder moest komen. Ze reageerde dat het oké was. Dus ik sprintte naar boven. Ik keek even naar mijn eigen spiegelbeeld, poetste daarna mijn tanden, deed mijn gele regenjas aan en op dat moment belde Amy aan. Ik deed open. Ze had "Gaan we vertrekken?" vroeg ze. "Dat is goed," zei ik en we vertrokken. We reden door de kronkelende straatjes van de stad. We reden langs het kasteel in het park, langs het kanaal en door een donker steegje. Een streep zon scheen op mijn haren. Ik kreeg een harde hoofdpijn. "Amy, wacht even." Het was alsof er een emmer ijskoud water over mijn hoofd was gegooid. Ik stopte. Amy wachtte ook. "Wat is er?" vroeg ze verbaasd.  Ze kwam naar me toe. Ik zag zwarte plekken. Ik werd onwel.

Ik werd wakker in de ziekenzaal van de school. De marmeren vloer blonk en je zag dat ze net geboend was. Ik lag in een stalen bed. Er stond een klein nachtkastje naast mijn bed. Er stond een oude teddybeer op. Er was een oog weg en zijn rechteroor was afgescheurd. Zijn bruine vacht was vuil en zat onder de stof. Er lag ook een kaartje op het kastje. Op de kaart stond: "Veel beterschap!" Er stond op de kaart een varken dat ziek in bed lag te snurken. Een geit en een koe vergezelden het varken. Er was een tekst in de  kaart gekrabbeld.

Veel beterschap, varken! Groetjes van je favoriete pestkoppen!

 Jason had dit waarschijnlijk geschreven. Hij had me al vaak een dreun verkocht en was er altijd goed van afgekomen. De leerkrachten hadden zijn pesterijen nog nooit gezien. Ze waren precies blind. En als ik dan weer werd afgevoerd naar de de ziekenhuisvleugel loog Jason dat ik m'n hoofd had gestoten. Zo ging het altijd. Ik scheurde de kaart in tweeën en ging even uit bed om hem in de vuilbak te gooien. 

Ik wist niet wat er  met mij was gebeurd. Ik keek rond. Een ijskoude gloed kroop naar mijn hart. Ik wist niet wat het was. Ik hoorde een koele stem door mijn hoofd galmen. "Kom vanavond naar de het strand van Fyrheim. Om zeven uur stipt!" De kou was terug weg. Een deur ging open. Madame Petite kwam binnen. Ze gaf ons Frans maar ook geschiedenis van de kunst. Ze had een hekel aan het woord mevrouw en daarom moest iedereen haar met Madame aanspreken. Madame Petite haar haren waren in een dot gebonden. "Ze is wakker geworden!" zei ze iets te enthousiast. Ze riep het eerder. Er kwam weer een vlaag hoofdpijn. "Auw," kreunde ik. "Sorry dat ik  riep, liefje," zei ze zachter. Ze streelde over mijn haren. 

Fyrheim (DUTCH)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu