- 5: Blizzard -

12 1 6
                                    

Eindelijk mochten we stoppen. Hierna hadden we aardrijkskunde. Het beloofde een saaie les te worden. De les ging echt sloom. De leerkracht deed een uitleg voor maar één leerling. Die leerling heette Jasper. Hij zat altijd vooraan in de klas en was altijd oplettend. Het oplichtende scherm kaatste tegen de muren. Ik luisterde met een half oor naar meneer Martens. Eigenlijk was mijn leerkracht aardrijkskunde nog een lieve leerkracht. Hij zou voor onze klas alles doen. Niet alles natuurlijk maar toch veel. Het enige probleem was dat hij saaie lessen gaf. En als hij toch iets interessants zei of iets dat we moesten invullen, noteerde iedereen van het bord over. Jasper stak zijn vinger op. Op dat moment ringelde de bel. "Dat zal voor een andere les zijn", zei de leraar. 

De dag ging voorbij en voor ik het wist was ik weer thuis. Mama was spaghetti aan het maken. Dat was een van de weinige keren dat ze kookte. Normaal kwam de etensbezorger elke dag langs. "Wat ruikt het hier lekker", zei ik tegen mama. Ik ging naar boven en pakte mijn laptop. Hij gaf nog steeds het zelfde scherm aan.

Aanmelden voor Fyrheim

Profiel

Eva Westwood

Ik was weer in de kleurrijke tunnel. Dit keer gleed ik sneller door de tunnel. Ik kwam weer ergens anders uit. Dit keer was het ijskoud. Links en rechts lag sneeuw. En toen zag ik dat ik op een berg was. De zon scheen nog. Maar de sneeuw smolt niet. Ik was dus hoog in de bergen. En toen zag ik iets vreemds. Ik zag een silhouet van een grote schim op de rotsachtige bergwand. Het was geen dier maar ook zeker geen mens want daarvoor was de schim groter. Het beest gromde. Er dwarrelde een vlokje sneeuw naar beneden. Het dier kwam dichter en dichter. Telkens als hij stapte dreunde de aarde een beetje. Nu zag ik wat de schim was. Het was een draak. Een draak die drie koppen groter was dan mij. Zijn voeten waren groter dan een band van een vrachtwagen. Zijn klauwen waren precies slagtanden van een olifant. Hij had witte schubben. Zijn vleugels waren groot. Groter dan lakens. Hij vuurde sneeuw af. Hij was wel kleiner dan de rode draak die het kamp van de wolvenroedel had verwoest. De gele ogen van de witte gedaante gleden over mijn lijf. Hij keek angstig.

"Niet bang zijn," zei ik tegen hem. Hij draaide zich om en ging terug naar de ingang van zijn grot die dienst deed als woonplaats. "Hoe heet jij?" vroeg ik nieuwsgierig. Hij ging terug naar buiten en schreef met zijn klauwen in de sneeuw zijn naam, Blizzard. Er kwam een lief geluid uit zijn keel. Hij vond mij vriendelijk dus ik stapte de grot binnen. Langs de rechter wand hing een landkaart. Ik wist niet van welk land het was.  De draak had enkel een bed van stro. Hij had ook één houten kast. Zijn voedsel lag op de grond.  Blizzard rolde de ronde steen die voor de ingang voor de ingang.  Hij schrok het eten op dat in de stralen van de zon lag. Het was bijna bedorven maar hij kon het nog net opeten.

Ik bestudeerde de landkaart. Mijn ogen lazen de namen van de Rijken. Ik zag daarna pas dat het de kaart van Fyrheim was. De bewoners stonden trouwens ook op de kaart. Je had het Bosrijk, het Ijsrijk, het Woestijnrijk en het Oceaanrijk. Het Ijsrijk was het kleinste en daar leefden de reuzen. In het Bosrijk hadden de wolven hun woonplaats. In het Woestijnrijk leefde niemand omdat het daar te warm was. De woestijn was trouwens ook het grootste deel van het land. En de Meermannen hadden zich gevestigd in het Oceaanrijk. Wat ze ineens deden in het Bosrijk wist ik niet.

Er werd gebonsd op de steen. Blizzard schoof voorzichtig de steen weg. Hij keek angstig naar buiten. Er stond een groep reuzen voor de grot. De voorste had ros haar en stelde zichzelf voor als Colossus. Hij was ook heel groot. Nog groter dan een appartementsgebouw. Hij droeg een leren jas en een geruit hemd. Op zijn hoofd zat een hoet met rode veer. Zijn broek was vuil en er zat een gat in aan zijn linkerknie. Achter hem stond een vrouw. Ze was een beetje kleiner dan de man. Ze had lang haar dat tot aan haar knieën kwam. Haar naam was Longhair. Ze had een witte jurk aan waarop bloemetjes geborduurd waren. De laarzen die ze droeg, waren uit bruin leer gemaakt. Achter haar stond een iets kleinere reus maar hij was nog steeds gigantisch. Hij heette Titanus. Hij had een wollen, mosgroene trui aan en daaronder droeg hij een bordeaux broek. "Wie ben jij?" bulderde Colossus tegen mij.


Fyrheim (DUTCH)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu