20. Zwartstad - Tot de inkt op was en er geen leven meer overbleef

8 0 0
                                    

De Teistering die door Zwartstad raasde, was nog steeds slachtoffers aan het maken in sneltempo.

Zelfs zij die zich tot nu toe hadden kunnen verschuilen voor De Teistering van Zwartstad, zelfs zij die zich nog even hadden kunnen verstoppen, kwamen er nu mee in aanraking.

Lang geleden, in een ver, vergeten verleden, waarvan geen enkel levend wezen meer over was maar er enkel nog een aantal geruchten, verhalen en legendes van overbleven - waarvan niemand bovendien echt zeker was of die verhalen wel klopten -, was Zwartstad een stad geweest waar men niets te klagen had. Waar men het leven kon leven. Waar het leven hard was, maar er tenminste leven wás. Nu verdween of vertrok er iedere dag steeds meer leven uit de stad.

Maar het geluk van de stedelingen kon nu eenmaal niet eeuwig blijven duren. Het geluk dat de goden over de stedelingen hadden besprenkeld, was op - het potje leeg.

In de herenhuizen van de stad leefden de grote families. Kinderen, ouders, grootouders, nonkels, tantes, nichten en achternichten, neven en achterachterneven, kleinkinderen, achterkleinkinderen, bomma's en bompa's - en de artistieke grootnonkel - allemaal in één huis, een huis met bijna evenveel kamers als er lades in het huis waren en zo veel gangen dat het net een doolhof was.

Een huis altijd vervuld van hoge kinderstemmetjes en de bomma die haar spelende achterkleinkinderen gadesloeg terwijl ze met een glimlach iets in het oor van haar jongste achterkleindochter fluisterde en haar een snoepje in de hand drukte, waarna ze met een knipoog haar lippen op slot draaide.

Dit waren de taferelen die zich afspeelden binnen de muren van de landhuizen van Zwartstad. Op zondagochtend ontbijten met iedereen samen aan één grote tafel en op zomerdagen allemaal buiten in het gras liggen.

Tot het leven in Zwartstad veranderde en de goden ook voor deze families geen genade meer hadden.

Nonkels, tantes, vrouwen en zelfs kinderen (diezelfde kinderen die tot voor kort nog onschuldig konden spelen en af en toe in stilte een snoepje in de hand gedrukt kregen van de bomma) - De Teistering maakte geen onderscheid. Het zag geen leeftijden, geen getallen - enkel slachtoffers. En meer. En meer.

Het was dan ook niet voor niets dat men de naam van De Teistering vervangen had door 'De Dood' - ook al doodde 'De Dood' niet enkel en kon je nog van geluk spreken als deze teistering je slechts een brute, onmiddellijke dood bezorgde, zonder al te veel bijkomend lijden.

Het waren vooral die grote families die voelden hoe De Dood aanwezig was in de stad, in het huis.

Het zijn de grootste families waar het meest te rapen valt. De wind wist het inmiddels ook.

Nonkels, tantes, vrouwen en zelfs kinderen - één voor één werden ze weggeplukt uit hun familie.

Daar waar vroeger de traditie gold om op zondagochtend samen te ontbijten, werden de kinderen van de families nu op die ochtenden gewekt met het nieuws dat hun nonkel op het randje van overlijden stond en ze afscheid moesten gaan nemen.

Die warme zomerdagen die de familieleden altijd samen buiten spendeerden, spendeerden ze nog steeds buiten.

Om hun dierbare familielid te begraven.

Met het dodental in de families steeg ook de angst - en daardoor opnieuw het dodental: zo werkte het systeem van De Dood, maar dat wisten de simpele Zwartstadse zielen niet.

Het ging zo ver dat men paranoïde werd en er niemand meer overbleef uit die grote families die zijn of haar eigen moeder, nonkel of zus nog vertrouwde.

Men wist niet wie er nog te geloven viel. Of er nog iemand te geloven viel. Of dat hij of zij misschien leefde in één grote simulatie, één grote nachtmerrie - één groot complot - waarin iedereen, inclusief eigen bloedverwanten en nakomelingen, in stilzwijgen een plan uitvoerden tegen hem- of haarzelf.

Ze kan je ziel horen schreeuwenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu