9. Roos

3 0 0
                                    

Eindelijk begin ik me wat beter te voelen, de afgelopen weken waren het weken van herstel en inhaal lessen van school. Ik kan me ongeveer herinneren wat er gebeurd is 3 weken geleden, maar voor details kan ik niet naar Liam gaan. En mama denkt dat ik gewoon oververmoeid was. Raar dat Liam er niet over wil praten. Misschien ook wel logisch, wie wil er dáár nu over praten? Maar het is niet dat het rotte gevoel verdwenen is, nee hoor, elke dag wordt het minder een gevoel en meer een stukje van mij. Ik kan het nog niet allemaal plaatsen dat de dader is weggereden, en dat ik daardoor mijn zus verloren ben. De politie zegt dat ze eraan bezig zijn, maar ik heb er nog niets van gehoord. Ik denk niet dat ze daar hun best voor gaan doen. Ze denken waarschijnlijk: ze is toch al dood, waarom nog de dader zoeken? Maar echt waar, die persoon mag gaan rotten in de hel. Mijn ouders kunnen het ook niet verwerken, mama werkt alleen nog maar en papa kent alleen nog maar het café. Gezellig is het niet. Maar mijn dagelijkse lichtpuntje is hij. Hij die er altijd is. Hij met wie ik kan praten. Echt praten. Liam. Hij heeft me gered. Al meer dan één keer. De eerste keer was in de bieb, hij bleef wachten tot Em er was. Hij bleef bij me toen het ongeluk gebeurd was, en drie weken geleden is hij me bij mij thuis komen zoeken. Ik moet mijn naam voor hem in mijn telefoon veranderen. 'Saver', zeg ik hardop. Dat is het. Hij is mijn saver. En ik zou hele dagen met hem kunnen doorbrengen. Maar hij ziet me waarschijnlijk alleen maar als een klasgenote, een meisje dat hij moet redden en iemand die hem Engelse bijles geeft. Maar ik mag blijven dromen, toch? Met dromen is niks mis. Ik zou zo blij zijn als hij op een dag mijn vriendje zou zijn. Zoals ik al zei: dromen kan geen kwaad. Hij is zo belangrijk voor mij, maar ik zal nooit zo belangrijk zijn voor hem. Ik hoor mijn vader thuiskomen en mijn goed humeur is meteen weg. 'Kom eens hier!', zegt hij met een dubbele tong. Ik zal er beter niet tegen in gaan. Ik ga naar de gang en ga voor hem staan. PETS! 'Ik had gevraagd om de gang te stofzuigen. Emma deed dat altijd meteen, jij zal nooit zo goed zijn als haar!' Hij gaat naar boven. Dat meent hij niet. Dat was heus niet zijn bedoeling. Hoop ik toch. Hij is gewoon dronken. Ik pak een boek, mijn jas en ga naar buiten. Om even weg te zijn uit dit huis.

Onder een straatlantaarn staat een leeg bankje. Ik ga erop gaan zitten. Ik heb mijn boek mee, maar ik heb geen zin om te lezen. Ik blijf maar denken aan mijn papa en hoe hij me gewoon maar kon slaan. Nooit gedacht dat hij dat zou doen. Ik kijk rond me en zie een stuk glas liggen. Zou ik gewoon even het rotte gevoel weg kunnen krijgen door fysieke pijn te hebben. Ik heb het al vast en druk het op mijn arm. Ik denk aan de gevolgen: het is winter, dus ik kan lange mouwen aandoen, we hebben deze maand geen zwemmen, dus daar kunnen mensen het ook niet zien. Ik voel een druppel op mijn broek. Is het beginnen regenen? Nee, het is bloed dat uit mijn arm stroomt. Ik had het zelf niet door. Maar het voelt goed. Dus ik zet het stuk glas terug op mijn arm en trek het naar me toe terwijl ik er zoveel kracht op zet als ik kan. Ik voel mijn vel openscheuren en het bloed vloeien. Even verlost zijn. Ik leun achterover.

Ik schrik wakker. Hoe laat is het? Te laat. Ik kijk naar mijn mouw, hij is helemaal doorweekt door het bloed. Zou de apotheker nog open zijn? Ja, ik denk het wel. Dan maar een verband halen.

De volgende dag op school voelt mijn arm stijf. Ik heb gisteren mijn huiswerk wiskunde niet gemaakt, maar heb geen zin om het toe te geven door mijn arm op te steken. Maar Sam denkt daar anders over: 'Mevrouw, Roos heeft haar oefeningen niet gemaakt!', zegt hij terwijl hij mijn pijnlijke arm omhoog trekt. Ik slaak een klein gilletje van pijn. Sam kijkt verbaasd: 'Wat is er?' Ik antwoord niet. Hij rolt mijn mouw op. 'Wat is dit?' Éen gedachte spookt er nu door mijn hoofd: SHIT!

Everyone needs a saverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu