12. Liam

4 0 0
                                    

Ik herken het meisje dat binnen komt. Ze wordt voorgesteld als Sophia. Ik keek even opzij naar Roos, zij zit met angstige, opengesperde ogen naar Sophia te kijken. Nu weet ik waarvan ik haar ken, ze gooide Roos in de vijver de dag nadat Ruben... Maar goed, wat doet zij hier? Sophia kijkt Roos aan en glimlacht. Zo fake. Roos staat op. Sophia trekt haar wenkbrauwen op. 'Hallo Roos, dat is even geleden.', zegt Sophia. Roos is in de war, maar ze antwoord wel: 'What the f*ck doe jij hier? Je hebt hier niets te zoeken, ga maar bij Josh!' Nu staat Sam recht. 'Is Josh die jongen die je geslagen heeft voor de hele school?', vraagt hij. Sophia grinnikt. Hoe kan ze? Vind ze dat misschien grappig? Ik stel me ook recht. 'Sam, stop daarover.' 'Ja dus', mompelt Sam nog. Roos loopt de klas uit. Sophia glimlacht nog steeds als een engeltje. Oh ik zou die glimlach zó van haar gezicht kunnen slaan. 'Sorry meneer, Roos heeft even pauze nodig. Ik haal haar wel terug.', zeg ik om Roos achterna te kunnen. Een jongen fluit, maar ik loop al door de gang. Ik vind Roos onder de boom op de speelplaats. Ze huilt. Ik kijk vanop een afstand. Ze doet haar mouw omhoog en neemt een schaar uit haar rugzak. Ze zet de schaar op haar arm. Ik kan het niet aanzien. Ik kijk weg. Ik dacht dat het beter met haar ging. Niet dus. Ik ga naar haar toe. Als ze me ziet doet ze snel haar mouw naar beneden.

'Toon het', zeg ik.

'Toon wat?' Roos doet alsof ze van niets weet.

'Je armen, Roos, denk je dat ik blind ben?'

'Waarom zou je ze willen zien?'

'Omdat ik wil zien hoeveel keer je deze weken het moeilijk had en ik er niet voor je was.' Ze kijkt me aan. Langzaam doet ze haar mouw omhoog. Oké, dít had ik niet verwacht. Bloed sijpelt uit de vers gesneden wonden. En dan zijn er sneden in alle staten van genezing. Er zijn er met opgedroogd bloed, sommige hebben al een korstje maar er zijn ontelbaar veel littekens te zien. Allemaal fijne lijntjes. Kris kras door elkaar. Ik kijk Roos aan. Tranen blinken in haar ogen. Ik geef haar een knuffel. 'Bedankt Liam, voor de vele dingen die je al gedaan hebt voor me.', snikt ze. Het klinkt als afscheid. Ik druk haar nog iets dieper tegen me aan. Dit is niet alleen om haar te troosten. Maar ook een beetje voor mezelf. Omdat ze zoveel voor me betekent. Maar ze zal het nooit weten. Ik dwaal even weg in mijn gedachten. Roos wringt zich los en loopt weg. 'Wacht, waar ga je naartoe?', roep ik zo luid als ik kan. Maar ze negeert me. Dit geeft me geen goed gevoel, haar woorden daarnet die als afscheid klonken en de wonden op haar arm. Dit komt niet goed. Dit komt niet goed. Ik loop haar achterna. Ze loopt naar de overslag. De slagbomen gaan naar beneden, het belletje begint te rinkelen. Roos blijft staan en kijkt in de richting van waar de trein komt. Ze bukt. Shit! Ze loopt onder de slagbomen en gaat op de sporen staan. Ik loop er naar toe, spring over de slagbomen en trek haar weg. Net op tijd. De hoorn van de trein klinkt oorverdovend. Omstaanders bellen de ambulance. Ik lig op de grond, vlak naast het spoor. En in mijn armen ligt Roos. Ze doet haar ogen open en begint te bonken met haar vuisten op mijn borstkas. 'Waarom heb je me gered? Waarom moest je me redden? Laat me gewoon doodgaan!' Ik druk haar tegen me aan en fluister in haar oor:

'Weet je waarom ik je heb gered? Wel, Roos, je betekent veel meer voor me dan je ooit zou denken. Ik heb je gered omdat iedereen zijn eigen "saver" moet tegenkomen in zijn of haar leven. Ik heb je gered omdat ik het niet aan zou kunnen om nog iemand te verliezen. Doe dit alsjeblieft nooit meer. Echt niet. Vertel het aan me als je je slecht voelt, en als je het niet kan verwoorden zal ik gewoon proberen om er voor je te zijn.' Ze trekt zich een beetje terug en kijkt me aan. Het zijn ogen van verwarring, verdriet, angst maar vreemd genoeg ook van liefde. Heel voorzichtig plaats ik mijn lippen op haar voorhoofd. 'Ik zal er voor je zijn, Roos. Dus doe me dit alsje, alsje, alsjeblieft niet aan.' Het is de eerste keer in vijf minuten dat ze reageert. Ze slaat haar armen om me heen. Ze zegt nog steeds niets, maar dat is ook niet nodig. Ik begrijp wat ze tegen me zegt met haar ogen. Het zijn ogen die verborgen gaan achter een bril, maar het zijn mooie ogen. Aan de pupil zijn ze groen en aan de buitenkant zijn ze grijs. Een ambulance komt aangereden en mensen zijn in paniek. Wij knuffelen elkaar naast het spoor. Rond ons is het mega grote chaos, maar toch lijken we alleen te zijn. Roos en Ik. Alleen wij twee.

Everyone needs a saverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu