2. Liam

5 0 0
                                    

Het is zes uur op maandag als mijn wekker gaat. Veel te vroeg. Toch zal ik mijn bed uit moeten, lachen, en de hele dag doen alsof er dit weekend niks is gebeurd. Waarschijnlijk heeft Sam het meteen door. Hij heeft altijd alles door. Mijn ogen staan opgezwollen. Ik spat wat koud water in mijn ogen. Ik heb geen honger dus ik vertrek al naar school. Ik zit als een zombie op de fiets. Steeds moet ik denken aan Ruben. Ik voel me slecht omdat ik niet doorhad dat hij zo diep in de put zat. Als ik wat minder met dat meisje was bezig geweest, dan was ik die avond naar huis gekomen in plaats van naar Sam te gaan om advies te vragen. Maar ik had meteen door dat er iets niet klopte als Ruben 's ochtends zijn telefoon niet meer opnam. Ik rende naar huis en liep bijna een meisje omver. Dat meisje uit de bieb. Maar goed, ik was al te laat. Mama had niks door omdat ze op zakenreis is. Ik vond de brief in zijn kamer:

Hey Liam of mama,

Ik weet niet wie deze brief gaat vinden maar ik denk Liam. Want jij, ja jij mama, bent altijd maar aan het werken. Nooit heb je aandacht voor ons. Misschien is het om papa een beetje te vergeten, maar wij hebben ook iemand verloren. Wij hadden het ook moeilijk. Hebben we ooit echt steun gehad? Nee, van niemand. Als je dat als 9-jarige alleen moet verwerken gaat dat niet. Het is je grote voorbeeld en held die er ineens niet meer is. Wij hadden het ook moeilijk. En ook nu, nu hij er precies vandaag al acht jaar niet meer is, ben jij op zakenreis. Het spijt me, maar ik kan dit niet meer aan. En Liam, hou vol. Ik weet dat het moeilijk is, maar zoek hulp. Voor je eindigt zoals mij. Als je dit leest ben ik er niet meer. Dan lig ik in het kanaal, probeer me, als ik nog zou leven, er niet bovenop te brengen. Eindelijk ben ik verlost van dit rotte gevoel. Het spijt me vreselijk, maar ik kan het niet meer aan. Liam, onthoud dat ik altijd bij jou zal zijn. Ook al lijkt het niet zo.

Vaarwel

Ruben

Ik heb hem zo vaak gelezen dat ik de brief woord voor woord ken. Ik kan het echt nog niet geloven. Als ik aankom op school, staat Sam al in de fietsenstalling. Waarschijnlijk is hij bezorgd omdat ik sinds zaterdag mijn telefoon niet meer oppak. Als hij me ziet weet hij dat er iets gebeurd is. Hij komt naar me toe en geeft me een knuffel. Sam vraagt niet wat er gebeurd is, dat vind ik zo fijn aan hem. Maar tijdens Nederlands wordt het me te veel. Ik kan niet goed ademen en val bijna flauw. Ik ren gauw de klas uit. Buiten laat ik me tegen een boom zakken. Ik kijk naar de lucht en schreeuw het uit:

'Waarom? Waarom? Waarom Ruben? Aaargh!'

Sam staat in de deuropening en heeft me gehoord. Hij loopt naar me toe en vraagt: 'Wat is er met Ruben? Ligt hij in het ziekenhuis?'

'Nee, in een kist...'

'Liam, wat bedoel je daarmee? Ik begin me nu serieuze zorgen te maken, gast.'

'Ruben... H-hij is er niet meer...'

Sam schrikt. Ook hij krijgt tranen in zijn ogen, bij mij stromen ze al over mijn wangen. Omdat ik het echt niet begrijp schreeuw ik het nog eens uit:

'Ruben, hoe kon je dit doen bij jezelf? En waarom? WAAROM?'

Sam wordt bleek. 'Bij zichzelf? Zeg niet dat hij... '

Ik krijg geen woord meer uit mijn keel en knik. Sam zegt dat hij me ziek gaat melden en me daarna naar huis brengt.

Als we thuis zijn zie ik de brief opnieuw liggen en ik voel me vreselijk. Ik loop naar mijn kamer. Even alleen zijn. Beneden hoor ik mams en Sam praten. Ik zet mijn koptelefoon op om het niet te hoeven horen en na een paar minuten val ik in slaap aan mijn bureau.

Ik wordt wakker om half zes en zie dat het al licht begint te worden buiten. Vandaag hebben we een toets van Frans. Als Sam gestudeerd heeft kan ik bij hem kijken, anders hebben we allebei een probleem. Omdat ik geen zin heb om mams onder ogen te komen, vertrek ik vroeger dan normaal naar school. Het is nog 20 minuten tot de bel gaat. Het eerste uur is Frans. Mijn vijfde en zesde uur vallen uit. Het zevende uur heb ik wiskunde, kan ik wel een keertje missen. Dan zie ik Sam. Hij ziet er moe uit. Ik denk dat hij weer tot 's avonds laat heeft zitten gamen. Dat doet hij altijd als hij veel dingen aan zijn hoofd heeft. Dus hij heeft ook niet gestudeerd voor Frans. Dan maar een onvoldoende. Het is geen ramp. Gewoon de voormiddag doorkomen en dan gaan voetballen in het park.

TRING!!! Oef, de bel. Ik dacht dat de les nooit zou eindigen. Meneer Olsen schrijft nog snel op het bord dat we volgende week een toets hebben, maar niemand let nog op. Aan de schoolpoort wacht ik op Sam. We vertrekken samen naar het park. Het is heel lang geleden dat we hier nog geweest zijn. Nadat ons eten op is, gaan we voetballen. Het doet deugd, zo'n paar uur lichaamsbeweging zonder dat je moet nadenken over de rest. Sam loopt naar de bal en geeft er een harde schop op. Een iets té harde schop. De bal vliegt door de struiken naar de vijver. We lopen erachter. Als we uit de struiken komen, blijf ik stokstijf staan. Sam loopt tegen me op. Ik kijk nog eens. Ja, dat is ze, het meisje uit de bieb, het meisje van op de brug en het meisje van in de supermarkt. Roos. Maar nu glimlacht ze niet zoals in onze vorige ontmoetingen. Nu houdt ze haar handen voor haar gezicht en schreeuwt ze het uit. Er zijn vier meisjes die rond haar staan en haar in haar buik trappen. De leider van het groepje duwt Roos haar handen weg en neemt haar bril. Ze gooit hem in de vijver. Dan lacht ze en zegt: 'Zo, zo, Roosje, moet je je brilletje niet zoeken?' Er klinkt honend gelach. De meisjes nemen haar vast en gooien haar in het water.

'Wow... Heftig.', Sam zegt het alsof hij een film zit te kijken. De andere meisjes zijn ondertussen weg.

'Moeten we haar niet helpen?'

'Ja, goed idee.' Sam pakt de bal uit het gras en loopt in de richting van de vijver. Ik kom haar overal tegen. Dat is echt wel toevallig. Maar nu heeft ze hulp nodig. Sam heeft haar ondertussen al uit de vijver geholpen. Ze droogt haar bril af en zegt: 'Dank je wel' Ze is helemaal doorweekt. Maar ze loopt al weg. Opeens krijg ik een pijnscheut in mijn hoofd en val op de grond. Ze draait zich om. Ze loopt naar me toe. Sam kijkt om. Hij schrikt en komt naar me toe. Langzaam vallen mijn ogen dicht. Ik hoor dat ze me wakker proberen te houden. Dan lijkt het alsof er watten in mijn oren zitten en wordt het zwart voor mijn ogen.

Everyone needs a saverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu