1

62 2 0
                                    

Ik luisterde of er iemand beneden was voor ik de trap afliep. Zo stil als ik maar kon zijn deed ik mijn jas en schoenen aan en verliet het huis. Ik moest naar hem toe. Zodra ik de deur dicht had gedaan, begon ik te rennen. Ik moest weg. Ik moest naar hem toe. Ik zag mijn auto en trok nog een laatste sprint. Snel stapte ik erin en reed weg. Ik hijgde nog na van mijn sprint. Ik heb geen conditie, ik heb helemaal niets meer. 

En nu zit ik hier naast een steen. Ik lijk wel gek. Iedereen vind dit mooi. Alsof je nog naast de persoon zit. Voor mij voelt het niet zo, voor mij voelt het alsof ik naast een steen zit. Een steen waaronder mijn overleden vriend ligt. Mijn overleden beste vriend. Het maakt me aan het huilen. Ik zit nu op de grond waar hij onder ligt. Ik zit op de grond waar iedereen nog een laatste keer afscheid komt nemen, en bloemen op legt op bijzondere dagen die ze niet meer samen  kunnen doorbrengen. Sommige mensen zullen op zijn verjaardag bloemen neerleggen. Dat is voor hun een bijzondere dag. Ik kan het ze niet kwalijk nemen. Die mensen weten dat het goed was. Maar ik. Ik zal Calum elke dag moeten missen. Ik zal elke dag aan hem denken. Ik zal elke  dag een bijzondere dag vinden die ik niet met hem kan doorbrengen. Ik kon jou altijd opbellen. Ik kon jou altijd spreken. Jij was altijd de persoon die ik een bericht kon sturen om 2 uur s'nachts en dat jij reageerde en binnen 5 minuten voor mijn huis stond. Mijn ouders dachten dat ik een vriendin had, stiekem. Maar ik had geen vriendin nodig als wij bij elkaar waren. Je hebt meer aan een goede vriend dan aan een vriendinnetje. En nu weet ik gewoon niet meer wat ik moet doen. Ik weet écht niet meer wat ik moet doen.. 



Liefs, MelissaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu