Einde

318 27 35
                                    

Ik kijk haar indringend aan, waarop de woorden, die er al zo lang uit wilde, eindelijk mijn mond verlaten.

'Ik ben verliefd op je.'

De reactie waarvoor ik had gevreesd, tekent zich af op haar gezicht.
Onmiskenbare afschuw.
Haar handen verlaten de mijne en een ijzige kou treedt mijn lichaam in.
Hartverscheurend kijk ik haar aan, hopend dat ze begrip zal hebben voor de situatie waarin we ons bevinden.
Haar gezichtsuitdrukking verandert niet en ik weet dat het een verloren zaak is.
Ik weet dat ik het niet had moeten zeggen, maar ik kon het niet meer.
Ik kon niet meer iedere dag haar zien.
Haar openheid en vrolijkheid, terwijl ik mezelf iedere keer een beetje meer van de berg af voelde glijden.
Dit is het beste, heb ik keer op keer gezegd tegen mezelf.
Nu ben ik daar niet meer zo zeker van, onzekerheid neemt plaats in mijn hele lichaam.
Haar houding bevestigt dat mijn onzekerheid niet misplaatst is.

'Maar, maar, je bent een meisje.'

Ik knik, wetend dat ze gelijk heeft.

Een wíj is vergane glorie.

Zíj, ík, wíjWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu