11.

238 20 14
                                    

Ik zie haar prachtige verschijning weer aankomen.
De adem stokt in mijn keel.
Mijn hartslag neemt een onmenselijk ritme aan, welke ik voel kloppen tegen mijn borstkas. Mijn handen zijn zweterig en klam.
Herhaaldelijk haal ik mijn handen langs mijn spijkerbroek, maar het mag niet baten.
Het lijkt wel alsof mijn lichaam steeds heftiger reageert als ik haar niet heb gezien.
Ik sta te beven als een rietje en ik voel een tinteling door mijn lijf gaan, als ze me ziet.
Ik moet proberen om normaal te doen, maar mijn gehele lichaam spreekt me tegen.
Ik hou me vast aan de counter, om ervoor te zorgen dat ik niet omval. Mijn handen begraaf ik in mijn mouwen, ze hoeft de schade die ik mezelf heb aangericht niet te zien.
Haar prachtige lippen krullen in een wonderschone glimlach, die ervoor zorgen dat mijn mondhoeken omhoog trekken.
Ik vergeet alles, behalve mijn gevoel voor haar, als ze hier voor me staat.

'Hey, hoe gaat het?'

Ik slik, moet ik de waarheid vertellen?
Haar prachtige ogen kijken me nieuwsgierig aan.
Een leugen om bestwil lijkt me, op dit moment, het beste.

'Goed, met jou?'

Ze slikt zichtbaar en ik zie haar ogen vochtig worden.
Opgelaten wip ik van mijn ene been op het andere. 

'Heb ik iets verkeerds gedaan?'

Ze lacht zuur.

'Nee, jij niet.'

Ik kijk haar uitnodigend aan, in de hoop dat ze verder vertelt.

'Is het al zo laat? Ik moet gaan, doei!'

Ze draait zich om, zodat ze verder kan lopen.

'Wacht!'

Het is mijn mond al uitgeroepen voordat ik er erg in heb.
Mijn hand ligt op mijn mond, uiteraard veel te laat.
Ze draait zich om, haar lange zwarte haren zwiepen de andere kant op.

'Ja?'

'Goede reis.'

Ze knikt me toe en steekt haar hand op, voor ze zich weer omdraait en wegloopt.
Ver weg bij me vandaan.

Zíj!
Ik.
Komt het door haar dat wíj niet samen zijn?

Zíj, ík, wíjWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu