12.

273 24 21
                                    

Ze pakt mijn handen beet.
Happend naar adem kijk ik haar met grote ogen aan.
Haar fluwelen handen, die mijn handen vasthouden.
Ik sluit mijn ogen om van dit mooie moment te genieten.
Haar zoete stem haalt me uit mijn moment, waarop ik in haar bezorgde gezicht kijk.

'Wat heb je gedaan?'

Ik kijk naar mijn, inmiddels bijna geheelde, handen.
Ik slik het zuur wat zijn weg omhoog zoekt weg.
Smekend kijk ik in haar ogen, in de hoop dat ze het laat gaan.
Haar vastberadenheid verrast mij.

'Hoe komt dit?'

Ik open mijn mond, om hem vervolgens weer te sluiten.
De woorden komen mijn mond niet uit, omdat ik geen benul heb van wat ik moet zeggen.
Onnozel haal ik mijn schouders op.
Ze pakt me beet bij mijn schouders.

'Heeft iemand dit bij jou gedaan?'

Stil kijk ik haar aan.
Ja, jij hebt me dit aangedaan.
Ik kan het haar niet zeggen.
Het zou zowel mij, als haar veel pijn doen.
Als ik het vertel, dan is alles voorbij.
Ik heb geen idee hoe ik me hieruit ga redden.

Zíj!
Ik.
Zal de waarheid, die ik nu ga vertellen, ervoor zorgen dat wíj nooit meer samen zullen zijn?

Zíj, ík, wíjWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu