Hoofdstuk tweeëntwintig

321 14 0
                                    

Hoofdstuk 22

Een jammerend geluid steeg op uit mijn keel, gevolgd door tranen. Wanneer ik haar opengereten buik bekeek, voelde ik machteloosheid, verdriet, woede. Ik schoof soepel mijn armen onder haar in en tilde haar zachtjes op. Ik wendde mijn hoofd af van haar lichaam omdat ik niet wilde zien hoe ze slap en levenloos over mijn armen hing. Huilend strompelde ik het bos uit en wanneer de leerlingen ons zagen, klonken er kreten van paniek en walging. Mijn handen waren helemaal kleverig geworden door Mary's bloed en de ijzeren geur ervan deed me bijna kokhalzen. 'Mary?' Socrato kwam aanlopen. 'Wat? Hoe?' Ik schudde mijn hoofd en stootte zacht: 'Niet nu' uit. Hij knikte, nam haar van me over en liep het gebouw in na een bevel aan mij om hier te blijven. Ik had ook niet verder kunnen lopen. Mijn knieën begaven het en ik zakte als een hoopje as op de grond. Ik legde mijn hoofd in mijn handen en liet mijn tranen op de vrije loop. Ik snikte luid. Het had geen zin meer alles in te houden. Mary, mijn beste vriendin, was dood. Ze zou nooit meer terug komen. Nooit. 'Had mij vermoord! Niet Mary!' jammerde ik luid. Niet veel later klonk er vals gelach in mijn hoofd gevolgd door de bekende pijnscheut. Ik dook nog verder ineen en ging liggen. Ik rolde me op tot een bolletje en sloeg mijn handen voor mijn gezicht. Wanhopig en radeloos, drukte ik mijn vingernagels in mijn vel. Ik piepte zachtjes wanneer ik de tere huid van het litteken op mijn wang raakte, maar niets was pijnlijker dan wat ik nu voelde. De mentale pijn die me zei dat Mary dood was. Het boorde zich in mijn hart als een speer waarna het zelfs mijn hart uit mijn borst leek te rukken. Happend naar adem, snikkend, mijn handen vol opgedroogd bloed en mijn gezicht vol vers bloed. Zo lag ik op de grond en niemand leek het zelfs maar te merken tot ik in de verte: 'Ellis!' hoorde. Gehaaste. Voetstappen klonken over de kleine kasseitjes van de binnenplaats. Ik deed niet de moeite om te kijken wie het was. Het kon me zelfs niets meer schelen. 'Ellis, oh lieve hemel, Ellis' de stem knielde bij me neer en legde een hand op mijn schouder. Wanneer ik mijn handen voor mijn gezicht weghaalde, zag ik dat het Victoria was. Haar gezicht was betraand, maar ze zag er beter uit dan ik. Zij kende Mary immers niet zo goed als ik. 'Gaat het?' vroeg ze zacht. Ik gromde. 'Wat denk je nu zelf' snauwde ik. Ze zweeg en keek een andere kant op. 'Kom, je moet naar binnen' zei ze terwijl ze zachtjes aan mijn arm trok. Ik schudde mijn hoofd. 'Nee.' 'Ellis...' 'Laat me nou gewoon!' Ze siste naar me en even waren er twee scherpe snijtanden zichtbaar in haar mond. Ze herstelde zich snel en keek me kalm aan. 'Kom o...' 'Ellis!' riep een o zo bekende stem. Ik richtte mijn hoofd meteen op. Lee. Hij kwam op me aflopen in de gietende regen, ik had niet eens gemerkt dat het regende. Het bloed was al van mijn handen gespoeld en lag nu als een plasje op de grond. Lee knielde, net als Victoria, bij me neer en stelde dezelfde vraag: 'Gaat het met je?' Ik stootte weer een luide snik uit en begon opnieuw te huilen. Door de regen was het amper zichtbaar maar ik zag Victoria vol medelijden naar me kijken. 'Je moet echt naar binnen, Ellis' smeekte ze. Ik keek naar Lee. 'Goed... dan' snikte ik. Victoria en Lee grepen elk één van mijn armen en ondersteunden me naar binnen, wat maar goed was ook want bij elke voetstap leek de aarde onder me weg te spoelen samen met de regen. Kletsnat en bibberend van de koude stond ik in de grote hal. Victoria rende weg om een handdoek en Lee sloeg zijn warme, grote armen om me heen. Ik nestelde me snikkend tegen zijn borst. 'Ah, kom op, Ellis. Zo wil ik je niet zien' zei hij zacht. De hele hal was leeg dus de bel was vast al gegaan. Gelukkig, niemand hoefde mij en dit voorval te zien. 'Misschien moet je ook maar naar de ziekenzaal.' Ik keek op naar Lee. Zijn gezicht stond steenhard en zijn blik was wazig. Ik stond nog steeds te snikken. 'Waarom?' 'Ga alsjeblieft mee.' Ik gehoorzaamde en liet me naar de ziekenzaal brengen. De verpleegster kwam, samen met Socrato, en ze liepen samen naar me toe. Ik werd meegenomen voor een routineonderzoek en Lee ging terug naar zijn klas. Wanneer ik in een deken gewikkeld was, gaf de verpleegster me nog een warme chocomelk en liet ze Socrato binnen. Zijn gezicht stond pijnlijk, alsof hij ieder moment zou kunnen instorten. 'Ellis' begon, maar zijn stem brak al bij de eerste lettergreep, 'Mary had je dit zelf willen vertellen maar...' Zijn stem stokte en zijn ogen werden glazig. Ik voelde ook weer een huilbui opkomen. 'Ze was zwanger, Ellis.' De kop met warme chocolademelk gleed uit mijn handen en raakte met veel gekletter de vloer en verspreidde zich over de vloer als vers bloed na een koelbloedige moord.

Mary's begrafenis was enkele dagen later. Deze keer ging ik wel. Ik zou niet dezelfde fout maken. Bijna heel de school was er. Mary was geliefd bij iedereen, de vrolijke flapuit met die kleine puntoortjes. Ik zat op de eerste rij naast Mary's moeder en Socrato. Haar moeder snikte hevig en de tranen stroomden ook nog over mijn wangen, maar dan wel geluidloos. Lee zat achter me samen met Ralf en Victoria, Will en Sophie zaten op de achterste rij. De priester sprak over Mary's leven, haar levendigheid en haar eeuwigdurende vrolijkheid. Haar ouders hadden me gevraagd nog een laatste afscheid te geven aan Mary. Wanneer het zover was, liep ik met knikkende knieën naar voren en streek mijn korte zwarte jurkje glad. Ik ademde diep in. 'Lieve familieleden en vrienden van Mary,' begon ik, 'ik kan wel stellen dat iedereen het ermee eens is dat ze te vroeg is gegaan en dat ze nog zoveel had willen doen, maar dat haalt haar niet terug. Het zijn de herinneringen aan haar, die haar levend zullen houden. Zoals die keer dat ik en Mary in het bos wandelden en ik opeens in de grootste modderpoel ooit viel...' Er verschenen kleine lachjes bij de mensen en zelf bij mij kon er eentje af. 'Ze was het beste, liefste, vrolijkste meisje dat ik kende en dat zal ze altijd zijn. Ik had me geen betere beste vriendin kunnen voorstellen. Persoonlijk zal ik haar altijd blijven herinneren en ze zit voor altijd in mij hart.' Ik had niet door gehad dat ik weer was beginnen huilen wanneer iedereen stil werd door mijn woorden. Ik liep langzaam terug naar mijn plaats en keek hoe de priester nog wat vertelde en me dankte voor de mooie woorden maar ik hoorde hem niet meer. Lee legde kort een troostende hand op mijn schouder, maar dat maakte mijn snikken alleen maar heviger. Haar ouders, ik en Socrato mochten elk nog een roos op haar kist leggen en daarna lieten ze haar in de grond zakken. Haar moeder stortte in en haar vader troostte haar. Socrato huilde ook, geluidloos maar wel oprecht. Iets wat ik nooit had verwacht en ik huilde ook. Ik had gedacht dat mijn tranen intussen wel opgedroogd zouden zijn na bijna drie dagen vol huilbuien en treuren. Integendeel. De menigte stroomde weg, sommige kwamen hun medeleven betuigen, andere dan weer niet. Iets trok mijn blik naar de grote wilgenboom, waar ik had gezeten tijdens Deadricks begrafenis, en zag een wazige gedaante zitten. Ik excuseerde me bij Mary's ouders en liep op de wilg af, wilde haar naam roepen, maar toen ik de wilg bereikte, trof ik iemand heel anders aan dan ik verwacht had. 'Deadrick?' Ik kwam abrupt tot stilstand. 'Hey Ellis' zei hij zacht en klopte op de lege plek naast hem zodat ik zou gaan zitten. Ik ging dan ook zitten. 'Gaat het met je?' Ik schudde mijn hoofd. Die vraag begon me aardig te irriteren want het antwoord zou nooit 'ja' zijn. Ik schonk hem een veelbetekenende blik. 'Het spijt me.' Ik wuifde het weg en beet op mijnlip om te tranen te onderdrukken. 'Heb je haar gezien?' vroeg ik zacht, 'Mary bedoel ik.' Hij fronste zijn geestenwenkbrauwen en beet op zijn lip. 'Dead?' 'Eh... Nee' zei hij dan uiteindelijk. 'Ze moet toch al aangekomen zijn? Misschien kan ik haar nog zien?' Hij zuchtte: 'Ik heb haar nog niet gezien. Ze komt vast wel opdagen.' 'Je klinkt raar' zei ik. 'Waarom heb je nooit zo getreurd om mij?' Ik fronste. 'Ik heb mezelf altijd de schuld gegeven. Ik walgde van mezelf' luidde mijn antwoord. Hij knikte. 'Het spijt me' zei ik nog zacht, 'dat ik nooit echt oprecht van je heb gehouden.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik heb het nooit gemerkt. Voor mij was het allemaal prima. Ik heb tijd kunnen doorbrengen met het meisje waar ik het meeste van hield. Mij hoor je niet klagen.' Ik glimlachte half. 'Waarom ben je nog steeds hier?' Zijn blik werd strak. 'Dat weet je best' zei hij. Ik zuchtte. Aan de ene kant wilde ik dat hij hier bleef, aan de andere kant wilde ik dat hij weer gelukkig zou kunnen worden. In het Hiernamaals. Ik keek voor me uit om te zien of er nog mensen waren, maar door de wilgenboom kon ik alleen maar twee voeten zien. 'Ik moet gaan, Deadrick' zei ik zacht. Ik legde mijn hand op zijn schouder, die even flikkerde als een hologram, en kon even zijn huid voelen. Ik schrok en deed dan een stap achteruit. 'Vaarwel, Ellis.' zei hij en hij loste op. Ik bleef even verbaasd staan en opende dan de takken van de wilgenboom als een gordijn. De voeten waren van Lee. Ik liep op hem af. 'Maakte je gebruik van je gave?' vroeg hij. 'Ja.' 'Was het?' Ik schudde mijn hoofd en zei: 'Deadrick.'

Littekens - De Mystieke Wezens Hogeschool I *EDITING STOPPED*Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu