07

24 3 0
                                    

Ik zat op het kleine bankje in het kleine kamertje, kijkend hoe Bowen voor mij rondjes loopt. Hij blijft de heletijd heen en weer lopen met een diepe frons op zijn voorhoofd. Hij haalt een hand door zijn ravenzwarte haren en stopt met lopen. Hij kijkt met een snelle beweging naar mij. Zijn ogen kijken mij doordringend aan. "Hoelang kijk je al?" hij trekt een wenkbrauw op. Ik haal mijn schouders op en kijk naar mijn nagels. Ik begin aan men nagels te pulken en kijk weer op. "Lang" zeg ik droog en sta voorzichtig op. "Blijf zitten" sist Bowen en wijst naar de bank. Ik gooi onschuldig mijn armen in de lucht en ga weer rustig terug zitten. "Hoe vaak moet ik het tegen je zeggen dat je gewoon blijft zitten. Straks stoot je je been tegen iets en schiet je wond weer open. Dus blijf zitten" hij kijkt me streng aan, voorzichtig schud ik mijn hoofd. 3 dagen geleden was ik tegen de kast aan gelopen met mijn been waardoor de wond die eindelijk aan het dichten was weer open schoot. Vanaf die dag mocht ik alleen maar op het kleine bankje zitten en niks doen. We zaten hier al 5 dagen. En ons eten waren gevangen konijnen, iets wat ik dus nooit zou willen eten maar het is iets. We kijken elkaar zwijgend aan. Er ontstond een ongemakkelijke stilte. Voor mijn gevoel té stil. Snel kijk ik weg en schraap mijn keel. "Wat doen we?" ik keek door het kleine raampje naar buiten. Het enigste wat je zag was bomen. Kleine licht straaltjes wisten toch door het dicht begroeide bos heen te komen, en schenen fel door het glas van het raampje in mijn gezicht. "Dat ben ik aan het bedenken" ik keek op en zag Bowen weer rondjes lopen. "Kun je ophouden?" ik volgde met mijn ogen zijn bewegingen. Het bleef stil. "Kun je ophouden?" vraag ik opnieuw. Hij stopte met lopen en kijkt me aan. Hij bleef me strak aankijken. Ik voelde me al snel ongemakkelijk worden. Het werd gewoon eng. Zijn houding, de uitdrukking op zijn gezicht en toch kon ik niks aflezen van alles wat hij nu deed. Aan wat hij dacht of het goed of slecht was. Ik kreeg rillingen over mijn rug en kippenvel verspreide zich over mijn huid. Er moesten wel minuten voorbij getikt zijn. Dat wel op uren leken. Er hing geen klok dus alles dacht ik op gevoel. Ik sloot mijn ogen om ze daarna weer open te doen en alles voorbij was. Bowen weer rondjes voor me liep en ik hem starend aan keek. Maar toen ik ze open deed stond Bowen voor me. Zijn ogen leken ineens veel donkerder. Iets wat me van binnen doodsbang maakte. Van schrik gaf ik een gil en deinsde achteruit met mijn rug dicht tegen de rugleuning van de bank aan. Hij pakte me bij mijn keel en trok me omhoog.

Wat is dit nou weer?

Hij trok me hardhandig mee, struikelend liep ik onhandig mee. Ineens gooide hij me met een volle vaart tegen de muur. Kreunend van de pijn viel ik op de grond. Ik voelde mijn spieren verslappen en mijn zicht werd waziger. Dit was niet de Bowen die ik een paar dagen kende. Of was dit juist de Bowen en was dat andere maar nep. Ineens schoot me iets te binnen. Hij kon een normale mens zijn. Hoe dom kon ik zijn om hem te vertrouwen en met hem mijn familie te gaan zoeken. Ik bracht mij en mijn familie alleen maar meer in gevaar. Ik kon me wel voor mijn kop slaan. Ineens werd ik aan me haren omhoog getrokken. Piepend van de pijn stond ik weer op mijn benen en met mijn rug dicht tegen de muur. "Kijk me aan" sist Bowen, voorzichtig kijk ik omhoog. Tranen brandde achter mijn ogen, die ik probeerde tegen te houden. Een snik verliet mijn lippen, snel beet ik op mijn lip om nog andere snikken te smoren. Een onschuldige traan wist te ontsnappen en gleed langzaam over mijn wang. Het gleed langs mijn kaak naar beneden en drupte op de grond. Bowen schudde wild met zijn hoofd en keek me weer aan. Ineens hadden zijn ogen weer die prachtige chocolade kleur en stonden ze vredig naar me te kijken. "Sorry" fluisterde hij. Verward keek ik hem aan. "Het spijt me" zijn woorden waren gemeend. Toch klopte er iets niet. "Wat?" met een diepe frons op mijn voorhoofd keek ik hem aan. Het bleef stil, geen reactie het enigste wat je hoorde was het gehijg van mij door mijn snelle ademhaling. Mijn benen begonnen als spaghetti te voelen of ik zo weg kon zakken. Mijn handen trilde als rietjes en het zweet was me al uitgebroken. Met een kloppend hart opende ik mijn mond om de vraag opnieuw te stellen. Maar ik werd ruw weg geduwd en met een smak belandde ik op de grond. Ik kreeg een harde klap tegen mijn hoofd en voelde alles om me heen draaien. Voor mijn ogen begon ik zwarte spikkels te zien. Ik zag Bowen staan, kijkend naar mij totdat ik wegzakte. Ik sloot mijn ogen en vergat alles wat er was gebeurd. Ik dacht aan mijn familie en vrienden. Als laatste dacht ik aan Bowen. Wie was hij? En waarom deed hij ineens zo gemeen, toen weer lief en toen weer de beangstigende jongen. Zwijgend lag ik daar maar met pijn en verdriet. En met veel vragen. Waar ik misschien nooit antwoord op zal krijgen.

Voorzichtig opende ik mijn ogen en keek om me heen. Alles was zwart. Geen sprankje van licht was er te zien. Ik wilde opstaan maar mijn lichaam werkte niet mee. Alles deed pijn. Teveel pijn. De pijn was onverdraagelijk. Het maakte me zwak in deze zwarte wereld. Zwak hoorde je in deze zwarte wereld niet te zijn. En toch was ik het. Al die tijd was ik zwak. Het spookte rond in mijn hoofd. Stemmen bleven het zeggen.

Zwak, zwak, zwak, zwak.

Zo zag ik mijn opa verschijnen. Hij keek me zwijgend aan en schudde met zijn hoofd. Hij sloeg zijn armen over elkaar en bleef afkeurend met zijn hoofd schudden. "Hoe dom kon je zijn mijn kleine meisje" ik keek hem stil aan. "Heel dom!" ik draaide me om en zie Bowen staan. Hij begint hard te lachen. "Wist je dat je niemand in deze wereld kon vertrouwen?" hij begint harder te lachen. Het harde gelach begon pijn in mijn oren te doen. "En toch deed je het weer!" hij klapte in zijn handen en kwam dichterbij. Eindelijk kwam mijn lichaam in beweging. Ik begon naar achter te schuiven. Steeds verder weg van Bowen. Ik botste met mijn rug tegen iets aan. Ik keek snel omhoog en zag Bowen grijnzend op me neer kijken. Ik gaf een gil en stond op. Iets te snel waardoor ik naar voren viel. Ik draaide me om en lag met mijn rug op de grond. Bowen liep met grote passen naar me toe. Ik begon snel weer weg te schuiven op mijn rug weg van Bowen. Hij pakte me bij mijn been en trok mij naar zich toe. Ik gilde en begon te schoppen. Maar niks hielp. Hij trok me mee. Verweg voor me zag ik licht maar waar Bowen me heen trok was het duisternis. Ik begon harder te schoppen en probeerde me los te trekken en met mijn handen begon ik overal heen te slaan. Ineens voelde ik iets. Een hand. Ik pakte de hand vast. Het trok me naar zich toe. Bowen begon harder te trekken. Waardoor ik aan twee kanten getrokken werd. Alles begon nog meer pijn te doen. Toch wilde ik eerst weten van wie de hand was. Ik volgde de hand en tot mijn verbazing zag ik Diara staan. "Ik laat je nooit gaan Emily, ook al heb ik iets vreselijks doms gedaan. Ik zal je altijd beschermen." Bowen liet mijn been los en was ik zag hem langzaam verdwijnen. Ik stond op. Diara spreidde haar armen waar ik inviel. Ik pakte haar stevig vast en begon zacht te snikken. Ik hoorde haar zachte stem lieve woordjes zeggen. Langzaam stierf haar stem weg en werd het stil. En toen ik haar vast hield, hield ik nu alleen maar lucht vast. Ze was weg. Alles was voorbij. Ik zakte langzaam op de grond en lag weer alleen op de grond in het donkere duisternis. Ik sloot mijn ogen en zakte weer weg in een diepe slaap.


Sorry dat ik lang niet heb geupload, maar had het druk met school enz. :(

Maar hier weer een nieuw hoofdstukje! hoop dat jullie het een spannend hoofdstukje vonden? ;)

Doeii, Nikki

Blauw BloedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu