08

27 1 2
                                    

Ik opende mijn ogen door het felle licht dat in mijn gezicht scheen. Het voelde warm aan op mijn huid maar vanbinnen was ik ijskoud. Ik wist dat ik een dramatisch leven had maar het werd met de dag erger. Ik wist niet waarin ik in beland was. Maar het moest wel de zwarte wereld zijn. Het duisternis. Dat me er contant in mee trok. Keer op keer. En dit was nog maar het begin. Er zal nog veel op me te wachten staan. Of zal het licht opdoemen en zal alles herstellen van mijn fouten en die van andere. Ik betwijfelde het. Ik zat er tussen in. Ik had twee keuzes. Naar het licht of naar het donker. Zal ik vechten voor het goede of zal ik verliezen voor het slechte. Eerlijk gezegd, wist ik het niet. Om hier antwoord op te geven. Het bracht me aan mijn twijfels maar ik wuifde het weg. Tot ik me begon te beseffen waar ik nu werkelijk was. Voorzichtig keek ik om me heen. Ik zat op een stoel. Vastgebonden. Er werd fel licht in mijn gezicht beschenen. Het maakte me halfblind waardoor ik mijn ogen stijf dicht kneep. Waar was ik? wat moest ik verwachten. Ik hoorde voetstappen. Luider en luider. Mijn oren begonnen te tuteren van het harde geluid dat mijn oren vulde. Ik hoorde gelach. Een valse lach. Het kwam bekend voor. Heel erg bekend voor. En voor ik het wist om de naam in mijn gedachten uit te spreken, stond hij al voor me. Zijn chocolade ogen die weer donker waren, keken mij bedreigend aan. Hij liep een rondje om me heen. En stopte. Hij liep opnieuw een rondje om me heen en stopte weer. Dit keer achter mijn rug. Ik wilde wat zeggen, maar mijn stem werd gedempt door een stuk tape dat op mijn lippen was geplakt. "Oh sorry" zei hij droogjes. En rukte na die woorden het tape van mijn lippen af. Ik piepte van de pijn. Maar hield me in om niet te gaan gillen. Hij bleef nog steeds achter me staan. Langzaam voelde ik het touw dat aan mijn polsen waren gebonden, los komen. Een grote opluchting, want het begon veel pijn te doen. Vanwege het er zo strak aangebonden zat of mijn handen er zo er vanaf konden vallen.

"Bowen?" vroeg ik zacht. Mijn keel was droog, toch kon ik nog wat zeggen met veel moeite. "Wat is er prinses?" hij ging voor me staan en keek me grijnzend aan. "Waarom?" zeg ik voorzichtig. Ik was ons andere gebeurtenis nog niet vergeten. Jammer genoeg. Het liefst was ik het vergeten en was het nooit gebeurd. Maar het stond voor eeuwig in mijn geheugen gebrand. Hoe erg ik het ook vond. Het was niet anders. Hij bleef stil, Ik bleef stil. "Hoelang?" begon ik verder te vragen. Zijn ogen nog steeds op mij. "Hoelang zit ik hier al of zo gezegd hoelang sliep ik? hoelang wil je me zo gaan behandelen?" ik begon luider te praten. Ik was woedend. Woedend om het idee dat hij me mishandelde. Het woord alleen al liet rillingen over mijn rug gaan. "2 dagen, weet ik niet" antwoorden hij kort en keek weg. Ik knikte. Er viel een stilte. Maar die werd ruw verstoord door Bowen die zijn vuist in de muur sloeg. Niet dat ik het erg vond. De stilte was té stil en voelde vreemd aan. "Het spijt me" begon hij en keek mijn kant weer op. Zijn ogen stonden weer vredig en waren mooi chocolade bruin. Waarom veranderd hij steeds van vijandig naar liefkozend. Hij liep met grote passen naar me toe, en begon mijn benen los te maken. Als snel waren mijn benen ook bevrijd. Mijn handen lagen trillend op mijn schoot. Bang dat hij me weer aan mijn haren omhoog trok en me met een rot vaart tegen de muur aan zou gooien. Ik maakte me metaal voorbereid op de klap. Maar er gebeurde niks. Helemaal niks. Bowen zakte op zijn hurken voor me neer en keek me diep aan. Ik keek weg. Mijn hart dreunde tegen mijn ribbenkast, en mijn bloed pompte snel door mijn aderen. "Emily, kijk me aan" zijn stem klonk streng en hees tegelijk. Ik verroerde me niet en bleef naar de grond naast me staren.

Of er een spannende film daar afspeelde.

Hij pakt mijn kin teder vast met zijn duim en wijsvinger en trok het zachtjes zijn kant op. Ik moest hem wel aankijken.

of je doet je ogen dicht Emily.

Ik besloot maar om hem aan te kijken. Ook al vond ik het doodeng. "Emily, het spijt me echt. Ik wist niet wat me bezielde, Echt" hij keek me droevig aan. Zijn woorden klonken zo gemeend. Moest ik het laten gaan, en het hem vergeven. Nee zo snel gebeurde dat niet. Dan moest er wel een wonder gebeuren. Maar zoals gewoonlijk gebeurde dat niet.
De toppen van zijn vingers gleden langs mijn wang. "Alsjeblieft Emily, geloof me" Ik keek weg en reageerde niet op zijn gepraat.

Praatjes, praatjes, praatjes.

Was dit om alles wat hij me nu heeft aangedaan in een korte tijd te vergeven. Dan was het wel erg mislukt. Want veel hielp het niet. In mijn ooghoeken zag ik hem gekweld kijken. "Besef je wel wat je me aan gedaan hebt!?" De bom was uitgebarsten, en alles was al uit mijn mond gefloept. Ik keek hem met een verwoestende blik aan. Mijn ogen moesten wel vuur uit spuwen. Hij moest blij zijn dat het figuurlijk was in plaats van letterlijk. Anders was hij in in een hoopje as veranderd. "Emily alsjeblieft! Je hoeft me niet snel te vergeven. Maar alles wat ik deed was niet gemeend. Ik was de weg kwijt!" Zijn ogen begonnen te glinsteren. Iets vanbinnen kreeg medelijden voor hem. Het was triest om hem zo te zien. Toch genoot ik ervan. Als je mij pijn doet zal je het terug krijgen.

Toch is het handig om een blauw meisje te zijn. Ik stond vrijwel snel op, rende naar een donkere hoek en zag hem verbaasd rond zich heen kijken. "Emily?" Zijn stem klonk verward. Bang van wat er ging gebeuren. Hij stond op en draaide een rondje om zijn as. "Emily?" Zei hij wat luider en begon schigtig rond zich heen te kijken. Met een brede glimlach keek ik toe. Toch was dit niet de Emily die ik kende. Maar daar dacht ik nu niet aan. Nu niet. Ik sprong naar voren en belandde op zijn rug. "Als je mij pijn doet, doe ik jou ook pijn" fluisterde ik vals in zijn oor. Ik hoorde hem slikken.


Spannendd :)

Doeii people, Nikki


Blauw BloedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu