hoofdstuk 1

97 3 2
                                    

Ik werd wakker, mijn moeder stond naast mijn bed. Zelfs in de schemerachtige kamer kon ik de emoties in haar ogen lezen, ik zag veel bezorgdheid en verdriet. Met haar heldere ogen keek ze mij aan. Mijn altijd zo vrolijke moeder straalde geen blijheid meer uit. Nu voelde ik angst. Ik had haar nog maar één keer zo zien kijken, dat was toen we het bericht hadden gekregen dat mijn vader was gesneuveld, dit was te verwachten, omdat hij een soldaat was, maar het was een erge schok. Deze blik waarvan ik zo blij was dat ik hem al een tijd niet meer had gezien, was wedergekeerd. Haar lippen bewogen, maar er kwam geen geluid. Ze sloot haar ogen en ademde duidelijk hoorbaar in en uit. Toen ze haar ogen weer opende waren ze gevuld met tranen. Tranen waarvan ik nog niet wist waarvoor ze waren. Een traan verliet haar oog. Ik zat daar maar, ik keek haar aan, niet wetend wat ik moest doen. Ze veegde haar tranen weg en haalde nog eens diep adem. "Ze zijn gekomen, ze hebben het huis al doorzocht. Ze vonden mijn handzalf en hebben het meegenomen. Ze denken dat het een heksenbrouwsel is. Lisa, ik word verdacht van hekserij."

De reis naar OudewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu