Hoofdstuk 12

23 4 0
                                    

Lang had ik niet om mijzelf te benijden. Dikke regendruppels kwamen met grote hoeveelheden uit de hemel storten. Een gure wind stak op en ik in enkel mijn zomerjurkje was na enkele minuten al door en door koud. Job, het jagertje keek naar mij en beet op zijn lip, nadenkend. 'Als ik een mantel had, had ik hem je gegeven. Maar ik bezit niks anders dan mijzelf en de kleren die ik aan heb.' Ik knikte begrijpend en zei: 'Ik zal het wel overleven.' Die verleidelijke glimlach verscheen weer op zijn gezicht.

De reis naar OudewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu