Hoofdstuk 13

28 3 0
                                    

De bliksem sloeg in op een boom dicht bij ons in de buurt. Het geluid was oorverdovend. De schipper kwam het dek op en gebaarde iets naar Job. Hij beantwoordde mijn vragende blik en zei: 'We moeten schuilen, met dit noodweer is het niet meer veilig op het water. Hij liet het paard van het jaagpad af lopen en het schip voer langzaam naar de zijkant van de inmiddels kolkende rivier. De loopplank werd neergelegd en Job hielp de dames en heren van de schuit af. De schipper maakte de schuit langs de kant vast en iedereen ging in de berm zitten. De mensen waren enkel aan het klagen over het weer. Ik had er niet veel problemen mee. Ook ik had natuurlijk liever een blauwe lucht en zonneschijn. Maar het onweer had ook wel zijn mooie kanten. De wolken rommelden en bliksem schoot vanuit de lucht en raakte de grond, waardoor de grond trilde. De grond was niet het enige wat trilde, ik trilde ook, maar van de kou. Klappertandend zat ik naast Job en de gestrande reizigers naar het spektakel van bliksemschichten te kijken. Job merkte mij op en keek verschrikt. 'Ach kind, je ziet blauw van de kou! Wacht maar even, ik regel wel wat voor je.' Terwijl hij opstond, keek ik naar mijn trillende handen die inderdaad een blauwige kleur hadden aangenomen. Ik trok mijn knieën op en maakte me zo klein mogelijk om de lichaamswarmte die ik nog had vast te houden. Even later voelde ik iets zachts om mijn schouders heen. Job wikkelde een omslagdoek om mij heen. Het was een mooi ding, het was rood en geborduurd met prachtige bloemen. Hoewel het niet veel deed tegen de kou was ik er toch blij mee. 'Hoe ben je hieraan gekomen?' Ik keek hem vragend aan. Hij grijnsde en zei; 'Graag gedaan.' Beschaamd wendde ik mijn blik af. Ik was volkomen vergeten dankjewel te zeggen. Hij merkte dat ik me ongemakkelijk voelde en begon daarom een ander onderwerp. 'De wolken lijken alweer weg te trekken, een typische zomerbui is het, verdwijnt net zo snel als het gekomen is.' Toen ik omhoog keek zag ik inderdaad dat de zon weer op het punt stond door te breken. De schipper wenkte Job en iedereen werd weer aan boord geholpen. Zelfs ik werd gevraagd om mij in de schuit te komen warmen, maar ik wou niets liever dan weer samen met Job over het jaagpad lopen.

De reis naar OudewaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu