5

166 11 3
                                    

Als ik klaar ben met werken doe ik een ander shirt aan die ik meegenomen had. Ik loop naar buiten en kijk om me heen. Elias zit op een bankje naast de broodjeszaak. Ik loop naar hem toe en ga naast hem zitten. 'Waar gaan we eerst naartoe', vraagt Elias. Ik haal mijn schouders op. 'Mila had het over kolverstraat'. Oke dan gaan we daar heen. Hij staat op, veranderd in een weerwolf en rent weg. Ik ren zo achter hem aan. Hij kijkt achterom en rent naar me toe. Hij veranderd terug en kijkt me vragend aan. 'Ik ben een beetje moe van vannacht', zeg ik snel. Hij knikt. 'Dan lopen we toch gewoon'. Ik glimlach. We lopen in stilte door de straten. Ik kijk om me heen. Ik ben nog nooit in dit deel van de stad geweest. Hier wonnen geen vriendinnen of familie. Ik voel iets warms bij mijn hand. Het is Elias' hand die de mijne heeft gepakt. 'We moeten hier rechts en dan zijn we er', zegt Elias. Ik knik. We lopen naar recht en komen in de kolverstraat. 'Zei ze ook welk huis'. Ik schut mijn hoofd. We lopen verder door de straat en ik kijk naar de nummers. 44, 46 ,48, 50. 'Wacht eens', zeg ik. Ik stop met lopen en laat Elias los. 'Ze deed dit', zeg ik en doe mijn hand open, dicht en weer open. 'Misschien is het 5 plus 5 dus 10'. Ik kijk langs de huizen maar ik zie alleen maar hoge cijfers. 'Nee zit er niet tussen'. Elias loopt naar me toe. 'Het is al laat en we moeten nog naar huis lopen', zeg ik. Ik loop de straat uit. Elias komt achter me aan gerent. 'Misschien kunnen we nu wel rennen'. Ik schut mijn hoofd. 'Wil je dat ze ons pakken'. 'Ze weten toch wel dat we weerwolven zijn wat maakt het uit kom op'. Ik zucht en loop door. Hij pakt me bij mijn schouders en draait me om. 'Waarom wil je niet als weerwolf rennen'. Ik kijk hem aan. Tranen springen in mijn ogen. 'Ik ben geen weerwolf', zeg ik zacht. 'Wat zeg je'. 'Ik ben geen weerwolf', zeg ik nu wat harder. Hij kijkt me verbaast aan. Een paar tranen rollen over mijn wang. Ik veeg ze snel weg maar durf Elias niet meer aan te kijken. 'Waarom heb je zo gelogen'. 'Omdat ik niet gepest wil worden. Iedereen is weerwolf en ik niet, dat is echt niks aan', roep ik tegen hem. Ik ben misschien een beetje gefrustreerd. Dit keer kijk ik hem wel aan. Ik doe langzaam een paar stapjes naar achter. 'Nee nee dat is het niet, jou maakt het niet uit wat andere denken', zegt hij. Ik schut mijn hoofd. 'Zeg het gewoon', roept hij nu. Tranen prikken in mijn ogen. 'Ik deed het voor jou', roep ik nu boos. Meteen draai ik me om en ren de straat uit. De tranen rollen als een stortbui over mijn wangen. Ik heb nog nooit zo hard gerent. Zelfs Mila wist dit niet. Ik wilde het niemand vertellen. Waarom moet hij zo zo... Er bestaat geen goed woord voor hem. Ik ren naar huis, ga meteen naar mijn kamer en plof op bed neer.

Ik word wakker van mijn wekker. Het is maandag en ik heb absoluut geen zin in school. De hele zondag ben ik wel binnen gebleven. Het is gewoon kut wat er gebeurt is deze dagen. Ik wil me vandaag zelfs wel ziek melden voor school maar dat zal mijn moeder niet toestaan. Ik heb ook nog niks van Elias gehoord. Ik ben echt bang om hem op school te zien.

Waarom Ik Niet? *Voltooid*Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu