~Deel 10~

37 0 0
                                    

Minuten gaan voorbij en ik zit nog steeds met de telefoon op de bank. Natuurlijk was het verkeerd wat ik gedaan heb, maar ik wilde gewoon rust. Ik wilde gezelligheid, de gezelligheid van een stad. En niet de eenzaamheid van school waar de hele klas mij niet mag. Al mijn goede vrienden waren naar andere klassen gegaan vorig jaar en ik bleef alleen over. Wat een rotleven heb ik ook. Ik zet de telefoon terug en loop terug naar de tafel en mijn mobiel. Opnieuw denk ik na over wat ik zal sturen. Ik kan natuurlijk ook..... schiet het door me heen. Of is dat raar? Denk ik er gelijk achteraan. Maar wat moet ik hier, nu vindt iedereen me nog raarder dan eerst. Ik ga gewoon, terug naar het station. Dan kijk ik daar wel of ik voor eeuwig wegga of voor even. Ik prop een noodvoorraad in mijn tas en stap op de fiets naar het station. Ondertussen is het al best koud geworden, de wind is meer gaan waaien en het miezert ook een beetje. Ik rits mijn jas tot boven dicht en fiets stug door zodat ik binnen tien minuten op het station ben. Kwart over 5 zie ik op de grote klok.

Ik loop het station op. Welk perron zal ik kiezen? Om me heen zijn veel mensen aan het rennen, af en toe loopt er eens een tegen me aan. Maar wat kan mij dat schelen, hun haast is nog ergens goed voor. Zij hebben hard gewerkt en zijn op weg naar huis. Zij leven tenminste nog ergens voor, ze hebben werk, gezelligheid een sociaal leven en nog veel meer. En ik heb helemaal niks, dus ik laat ze lekker duwen. Ik kijk even om me heen en besluit perron twee te kiezen, dat is tenslotte mijn geluksgetal, maar ach, wat heb ik nog aan geluk. Vroeger koos ik vaak twee, soms met succes. Dan won ik een prijs en voelde ik me blij, ik zou willen dat ik nu iets van die vreugde kon hebben. Langzaam sjok ik naar perron twee, het is verdacht rustig. Maar als ik naar het bord kijk snap ik het, de trein komt pas over een half uur. Ik zou naar een ander perron kunnen, dan ben ik veel sneller klaar. Maar mijn hele jeugd vertrouwde ik op twee, dus nu ook. Ik zoek een bankje en ga zitten, zoals vanmiddag. Hoe langer ik daar zit hoe meer mensen er komen en hoe kouder ik het krijg. De wind waait over het perron en door het kleine stationnetje. Soms komen er tornadootjes van blaadjes voorbij. Ik probeer mijn jas nog iets verder dicht te ritsen, maar dat kan niet. Daarom duik ik maar een beetje in elkaar. Plots hoor ik mijn naam over het perron. Vanuit mijn ooghoeken zie ik iemand aankomen. Ik kijk opzij.


DepressionkidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu