Hoofdstuk 6.

518 8 7
                                    

6.

 Ik liep door de school in mijn Wessel gedaante. 

Eén ding wist ik wel zeker; Ik moest zo snel mogelijk hier vandaan.

  Ik liep overstraat met mijn handen in mijn broekzakken. Wessel zei tegen mij dat ik mijn eigen dood moest zijn en dat ik vandaag zou moeten sterven. Maar hoe?

Ik liep over een brugje en tuurde naar beneden. Zou ik dood gaan als ik nu naar beneden sprong? Ongetwijfeld.

Ik stond op de reling en leunde naar voren. Een zachte zomerbries woei door mijn zwarte haren.

Ik zette af en ik viel.

'Leeft hij nog?' een zachte meisjes stem.

'Ik denk het,' hijgde een ander meisje.

Ik deed voorzichtig mijn ogen open en ik keek in het gezicht van mijn andere ik. Ik keek naar mezelf.

'Je bent echt uren buiten westen geweest,' grinnikte Edith.

'Dit mag niet. We horen elkaar niet te kennen,' zei ik zonder er bewust van te zijn, ik wou Edith weg duwen maar zij was duidelijk sterker.

Ze duwde me weer op mijn plek en ik ging weer liggen.

'Je hebt geluk dat ik je zag vallen,' zei een ander meisje. Ze had lang blond haar en was nat.

'Welke dag is het vandaag?' ik hijgde erbij, de angst gierde door mijn lichaam.

'29 juni 2009. Heb je je hoofd misschien gestoten toen je viel?' Edith keek me schuin aan.

'Weet ik niet,' mompelde ik.

Het werd zwart voor mijn ogen, mijn hoofd duizelde en toen was er niets.

'Hij wordt weer wakker,' een zware stem, redelijk dichtbij. De herinneringen van Wessel schoten door mijn hoofd; hij was mijn vader.

Ik deed moeizaam mijn ogen open en ik zag hem daar zitten. 

'Gaat het jongen?' mijn vader kwam dichterbij.

'Ja gaat,' fluisterde ik met veel moeite, mijn keel was wonderbaarlijk droog.

'Water,' fluisterde ik.

Mijn vader stond op en haalde wat water en liet het me drinken.

'Wat is de datum van vandaag?' ik was bang.

'1 juli 2009, hoezo?' 

Ik sperde mijn ogen open en ik sprong overeind. Alleen de bedradingen trokken me terug. Ik lag in het ziekenhuis.

'Dit is niet goed. Dit is niet goed,' mompelde ik. Alles duizelde en ik ging weer zitten.

'Wat is er?' mijn vader klonk bezorgd.

'Niets,' mompelde ik weer.

Maar er was van alles aan de hand. Het was mislukt. Ik zat  vast in dit lichaam. 

Ik wou hier weg.

One step.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu