Hoofdstuk 0

776 34 1
                                    

Een zenuwachtige vrouw vloog door het kleine stadje waar Albus Perkamentus woonde. Haar bezemsteel omklemde ze stevig, totdat haar knokkels helemaal wit waren. Steeds keek ze achterom, om te kijken of iemand haar ook achtervolgde.Ze was helemaal alleen. De straten waren donker, en alleen verlicht met af en toe een lantaarnpaal. De mensen keken hier niet op van heksen die op bezemstelen voorbij kwamen, godzijdank niet. Eindelijk was ze op plaats van bestemming gekomen, en liet haar bezemsteel langzaam zakken, voorzichtig, zodat de inhoud die beschermd voor haar lag niet zou vallen. Eigenlijk kon dat ook niet, want het mandje was zo behekst dat hij eigenlijk "vast" zat aan de steel. De vrouw haalde haar mandje ervan af en liep met ferme stappen naar het grote huis dat voor haar stond. Op het bordje stond alleen A. Perkamentus, verder niets. Niemand zou eigenlijk verwachten dat hier een groot tovenaar leefde, de meeste mensen wisten alleen dat hij een beetje kon toveren. Niet dat hij een grote school runde, samen met zijn collega's die hem door de dagen heen hielpen.Ze klopte 3 keer kort op de deur. Na een paar seconden werd de deur al open gedaan. De man die in de deuropening stond was niemand minder dan de rector van Zweinstein, groot tovenaar én haar eigen vader. "Dochter, wat doe jij hier nog zo laat in de straten? Zou je niet bij..." zijn stem stierf weg toen hij zacht gehuil hoorde van zijn enige kleinkind. Hij keek bezorgd weer naar zijn dochter, die met roodbetraande ogen naar hem keek. "Het wordt te gevaarlijk papa, ik moet een tijdje het land uit. Anders vinden zé me." ze legde de klemtoon op 'ze', waarna Perkamentus knikte. "Je hebt gelijk, ze zal wel een tijdje bij me kunnen logeren, voor zo lang het althans nodig is."Een zucht van opluchting ontsnapte aan haar lippen. "Dank u papa, ik weet dat u goed voor mijn popje zult zorgen. Vaarwel."Ze haalde haar dochter uit het mandje en knuffelde haar voor een laatste keer, kuste haar op haar beide bolle wangetjes voordat ze haar aan haar vader gaf. Daarna gaf ze haar vader een kus op zijn wang, terwijl hij teder over haar haar streek."Doe wat je doen moet, zolang het moet duren. Ik weet dat je ooit terug zult keren." met die woorden sloeg Perkamentus zijn ogen neer, en prevelde een spreuk uit die haar zou beschermen tegen al het kwaad. Maar hij wist, toen zijn dochter wegvloog, dat ze waarschijnlijk niet meer terug zou keren. Hij liep met de baby achteruit. "Wees maar niet bang, Selena. Je moeder is een goede heks, en ik weet zeker dat jij ooit ook een groot vrouw zult worden." En met die woorden sloot hij de deur, op weg naar de toekomst.

Zweinstein will love you.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu